Inkomens zonder tegenprestatie

Inkomens zonder tegenprestatie
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Inkomens zonder tegenprestatie

Slide 1 - Tekstslide

Inkomen

Slide 2 - Woordweb

Wat laat de lorenzcurve zien?
A
Het aantal inwoners in een land
B
Het BNP per inwoner in een land
C
De inkomensverdeling in een land
D
De welvaart van een land

Slide 3 - Quizvraag

Wat is modaal inkomen?
A
Dit is het meest voorkomende inkomen
B
Dit is het gemiddelde inkomen
C
Dit is het laagste inkomen
D
Dit is het hoogste inkomen

Slide 4 - Quizvraag

Geld over en te kort
2. Inkomens zonder tegenprestatie

Slide 5 - Tekstslide

Leerdoelen
Ik kan uitleggen welke soorten overdrachtsinkomen door de overheid worden betaald
Ik kan voorbeelden geven van tegemoetkomingen
Ik kan voorbeelden noemen van toeslagen
Ik kan voorbeelden geven van uitkeringen

Slide 6 - Tekstslide

Inkomen
Soorten inkomsten
  • Inkomen met tegenprestatie
    - inkomen uit arbeid
    - inkomen uit bezit

  • Inkomen zonder tegenprestatie
    - overdrachtsinkomens

Slide 7 - Tekstslide

overdrachtsinkomen
inkomen zonder tegenprestatie dat je ontvangt van de overheid





Slide 8 - Tekstslide

Inkomens zonder tegenprestatie
Dit heet overdrachtsinkomen
- je hoeft er niets voor te doen
- er zijn wel voorwaarden, je krijgt het niet zomaar
 

Slide 9 - Tekstslide

Overdrachtsinkomen
= inkomen waar geen tegenprestatie voor nodig is.
Voorwaarden:
- kosten maken waar de toeslag voor bedoeld is (bijv. huur of zorg)
- omstandigheden waarvoor de tegemoetkoming is (bijv. kinderen of studie)
- niet te veel verdienen of teveel vermogen hebben

Slide 10 - Tekstslide

Inkomens zonder tegenprestatie


Soorten overdrachtsinkomens:
  • tegemoetkomingen bijv kinderbijslag
  • toeslagen bijv. huurtoeslag of zorgtoeslag
  • sociale uitkeringen bijv. bijstandsuitkering

Slide 11 - Tekstslide

Welke bron van inkomsten hoort niet in het rijtje thuis
A
inkomsten uit arbeid
B
overdrachtsinkomen
C
inkomsten uit bezit
D
nationaal inkomen

Slide 12 - Quizvraag

Waar of niet waar?
Voor overdrachtsinkomen is een tegenprestatie vereist.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 13 - Quizvraag

Overdrachtsinkomsten / tegemoetkomingen
Kinderbijslag
  • Kinderen kosten veel geld (gemiddeld een huis per kind)
  • Voor kinderen tot maximaal 18 jaar.
  • Ouders/verzorgers krijgen elk kwartaal kindergeld ongeacht hun inkomen.
  • Betaald met belastinggeld

Slide 14 - Tekstslide

Overdrachtsinkomsten / tegemoetkomingen
STUDIEFINANCIERING
  • Voor scholieren en studenten vanaf 18 jaar.
  • Basisbeurs voor iedereen
  • Aanvullende beurs bij laag loon ouders

Slide 15 - Tekstslide

Overdrachtsinkomsten /toeslagen
Huurtoeslag
  • Iedereen heeft recht op eenvoudig onderdak.
  • Alleen als een te groot deel van je inkomen naar huur gaat.
  • Betaald met belastinggeld

Slide 16 - Tekstslide

Overdrachtsinkomsten/ toeslagen
Zorgtoeslag
  • Zorgverzekering is verplicht. Hiervoor betaal je een premie.
  • Wie een laag inkomen heeft, heeft recht op een tegemoetkoming; de zorgtoeslag

Slide 17 - Tekstslide

Overdrachtsinkomsten/ sociale uitkeringen
Bijstandsuitkering
Iedereen heeft recht op het sociaal minimum
  • Dit is het inkomen waarvan je moet kunnen leven.
  • Een alleenstaande zonder kinderen heeft minder nodig dan een alleenstaande met kinderen.
  • De bijstand is een uitkering voor mensen onder het sociaal minimum. Je mag dan niet te veel spaargeld hebben en bent verplicht om regelmatig te solliciteren.

Slide 18 - Tekstslide

Welke vorm van inkomen hoort in dit rijtje niet thuis
A
Tegemoetkomingen
B
Toeslagen
C
Loon in natura
D
Sociale uitkeringen

Slide 19 - Quizvraag

Welk woord hoort in dit rijtje niet thuis?
A
Zorgtoeslag
B
Huurtoeslag
C
Vakantietoeslag
D
Kinderopvangtoeslag

Slide 20 - Quizvraag

Wat wordt bedoeld met sociaal minimum?
A
Het minimum inkomen waarvan je moet kunnen leven
B
Mijn sociale omgangsvormen zijn heel erg slecht
C
Het minimale aantal mensen in mijn sociale omgeving
D
Mensen die heet weinig sociale vaardigheden hebben

Slide 21 - Quizvraag

Opdrachten paragraaf 3.2

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide