Inkomens zonder tegenprestatie 3.2

Inkomens zonder tegenprestatie
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Inkomens zonder tegenprestatie

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
--> HW bespreken.

-->Herhaling

--> uitleg

--> HW maken.

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
Ik kan uitleggen welke soorten overdrachtsinkomen door de overheid worden betaald

Ik kan voorbeelden noemen van toeslagen

Ik kan voorbeelden geven van uitkeringen

Slide 3 - Tekstslide

Wat laat de lorenzcurve zien?
A
Het aantal inwoners in een land
B
Het BNP per inwoner in een land
C
De inkomensverdeling in een land
D
De welvaart van een land

Slide 4 - Quizvraag

Wat is modaal inkomen?
A
Dit is het meest voorkomende inkomen
B
Dit is het gemiddelde inkomen
C
Dit is het laagste inkomen
D
Dit is het hoogste inkomen

Slide 5 - Quizvraag

Inkomen
Soorten inkomsten
  • Inkomen met tegenprestatie
    - inkomen uit arbeid
    - inkomen uit bezit

  • Inkomen zonder tegenprestatie
    - overdrachtsinkomens

Slide 6 - Tekstslide

Wat is een inkomen waar voor je geen tegenprestatie hoeft te leveren.

Slide 7 - Woordweb

overdrachtsinkomen
inkomen zonder dat je er een tegenprestatie voor hoeft te leveren. Meestal is dit van de overheid





Slide 8 - Tekstslide

Inkomens zonder tegenprestatie
Dit heet overdrachtsinkomen
- je hoeft er niets voor te doen
- er zijn wel voorwaarden, je krijgt het niet zomaar
 

Slide 9 - Tekstslide

Overdrachtsinkomsten /toeslagen
Huurtoeslag
  • Iedereen heeft recht op eenvoudig onderdak.
  • Alleen als een te groot deel van je inkomen naar huur gaat.
  • Betaald met belastinggeld

Slide 10 - Tekstslide

Overdrachtsinkomsten/ toeslagen
Zorgtoeslag
  • Zorgverzekering is verplicht. Hiervoor betaal je een premie.
  • Wie een laag inkomen heeft, heeft recht op een tegemoetkoming; de zorgtoeslag

Slide 11 - Tekstslide

Jan en fleur verdienen samen boven modaal. Jan en fleur krijgen geen zorgtoeslag.
A
Waar.
B
Niet waar.

Slide 12 - Quizvraag

Overdrachtsinkomsten / tegemoetkomingen
STUDIEFINANCIERING
  • Voor scholieren en studenten vanaf 18 jaar.
  • Basisbeurs voor iedereen
  • Aanvullende beurs bij laag loon ouders

Slide 13 - Tekstslide

Overdrachtsinkomsten / tegemoetkomingen
Kinderbijslag
  • Kinderen kosten veel geld (gemiddeld een huis per kind)
  • Voor kinderen tot maximaal 18 jaar.
  • Ouders/verzorgers krijgen elk kwartaal kindergeld ongeacht hun inkomen.
  • Betaald met belastinggeld

Slide 14 - Tekstslide

Mohammed wilt studeren. Zijn ouders verdienen boven modaal. Krijgt hij een basisbeurs?
A
Ja
B
Nee

Slide 15 - Quizvraag

Overdrachtsinkomsten/ sociale uitkeringen
Bijstandsuitkering
Iedereen heeft recht op het sociaal minimum
  • Dit is het inkomen waarvan je moet kunnen leven.
  • Een alleenstaande zonder kinderen heeft minder nodig dan een alleenstaande met kinderen.
  • De bijstand is een uitkering voor mensen onder het sociaal minimum. Je mag dan niet te veel spaargeld hebben en bent verplicht om regelmatig te solliciteren.

Slide 16 - Tekstslide

Opdrachten paragraaf 3.2

Slide 17 - Tekstslide

Zelfstandig werken
Maken 3.2 --> 1 t/m 10
Ben je klaar? mag je op de laptop iets voor jezelf doen.

Rustig overleggen met de buurman of buurvrouw mag.

Slide 18 - Tekstslide

Welke bron van inkomsten hoort niet in het rijtje thuis
A
inkomsten uit arbeid
B
overdrachtsinkomen
C
inkomsten uit bezit
D
nationaal inkomen

Slide 19 - Quizvraag

Waar of niet waar?
Voor overdrachtsinkomen is een tegenprestatie vereist.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 20 - Quizvraag

Welke vorm van inkomen hoort in dit rijtje niet thuis
A
Tegemoetkomingen
B
Toeslagen
C
Loon in natura
D
Sociale uitkeringen

Slide 21 - Quizvraag

Welk woord hoort in dit rijtje niet thuis?
A
Zorgtoeslag
B
Huurtoeslag
C
Vakantietoeslag
D
Kinderopvangtoeslag

Slide 22 - Quizvraag

Wat wordt bedoeld met sociaal minimum?
A
Het minimum inkomen waarvan je moet kunnen leven
B
Mijn sociale omgangsvormen zijn heel erg slecht
C
Het minimale aantal mensen in mijn sociale omgeving
D
Mensen die heet weinig sociale vaardigheden hebben

Slide 23 - Quizvraag