Herhalen hoofdstuk 9 criminaliteit

Herhalen hoofdstuk 9 criminaliteit
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijleerMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Herhalen hoofdstuk 9 criminaliteit

Slide 1 - Tekstslide

9.1 Wat is criminaliteit 
Als je geen rekening houdt met anderen vertoon je asociaal gedrag. Dat is niet verboden. Strafbaar gedrag wel; dat betekent dat je wetsregels overtreedt. Een overtreding is een strafbaar feit dat minder ernstig is. Als je voor een misdrijf wordt opgepakt, kun je worden verhoord of zelfs vastgehouden door de politie. Er gelden zwaardere straffen voor en je krijgt een strafblad.
Met criminaliteit bedoelen we alle misdrijven die in de wet staan. Criminaliteit is tijdgebonden, dat betekent dat onze ideeën over wat strafbaar zou moeten zijn, veranderen. Criminaliteit is ook plaatsgebonden, dat betekent dat wat in Nederland is toegestaan in een ander land strafbaar kan zijn. Omdat Nederland een rechtsstaat is, moeten niet alleen burgers zich aan
de wet houden, maar ook de overheid. Als mensen strafbare feiten plegen, kan er sprake zijn van materiële en niet-materiële gevolgen.

Slide 2 - Tekstslide

Wat is een overtreding?
A
Ernstige strafbare feiten zoals moord of drugshandel
B
Strafbare feiten die minder erg zijn zoals scooter rijden zonder helm

Slide 3 - Quizvraag

Wat is een misdrijf
A
Ernstige strafbare feiten zoals moord of drugshandel
B
Strafbare feiten die minder erg zijn zoals scooter rijden zonder helm.

Slide 4 - Quizvraag

9.2 Oorzaken van criminaliteit 
Er zijn allerlei omstandigheden die de kans op crimineel gedrag vergroten. Dit noemen we risicofactoren, bijvoorbeeld groepsdruk, alcohol of drugs, spijbelen en biologische factoren. Er zijn ook meer algemene omstandigheden die crimineel gedrag kunnen versterken, zoals slechte leefomstandigheden, minder strenge normen dan vroeger of minder sociale controle

Slide 5 - Tekstslide

Biologisch factoren vallen onder....
A
Risicofactoren
B
Maatschappelijke omstandigheden

Slide 6 - Quizvraag

Alcohol of drugs vallen onder....
A
Risico factoren
B
Maatschappelijke omstandigheden

Slide 7 - Quizvraag

Slechte leefomstandigheden vallen onder....
A
Risico factoren
B
Maatschappelijke omstandigheden

Slide 8 - Quizvraag

9.4 Opgepakt... en dan ?
Je bent een verdachte als de politie denkt dat je iets strafbaars hebt gedaan. De politie mag je dan fouilleren,arresteren en je huis doorzoeken. Na het onderzoek schrijft de politie een proces-verbaal. Verdachten tussen 12 en 18 jaar die van een licht misdrijf worden verdacht, kunnen naar
Halt gestuurd worden. Er komt dan geen rechtszaak en je krijgt geen strafblad. Bij gewone
zaken wordt het proces-verbaal naar de officier van justitie gestuurd. Deze
kan de zaak seponeren (geen verdere stappen ondernemen), een schikking voorstellen of de verdachte voor de rechter brengen (vervolgen).

Slide 9 - Tekstslide

Noem 3 dingen die de politie mag doen als je een verdachte bent van een misdrijf

Slide 10 - Open vraag

Wat mag een officier NIET?
A
Seponeren
B
Vervolgen
C
Arresteren
D
Strafbeschikking

Slide 11 - Quizvraag

Hoe noem je alle officieren van justitie samen?

Slide 12 - Open vraag

9.5 De rechtszaak 
Als een verdachte voor de rechter moet komen, ontvangt hij een dagvaarding. De officier van justitie leest de aanklacht voor, er worden getuigen gehoord en de advocaat van de verdachte probeert aan te tonen dat hij onschuldig is of een lichte straf verdient. De rechter doet uiteindelijk uitspraak, ook wel vonnis genoemd. Om zeker te weten dat een rechtszaak eerlijk verloopt, zijn rechters in Nederland onpartijdig en onafhankelijk. Een
rechter moet drie vragen beantwoorden: gaat het om een strafbaar feit, heeft de verdachte het gedaan en is hij strafbaar? Als iemand een psychische stoornis heeft, heeft hij geen schuld. Dit noemen we ontoerekeningsvatbaar. Zo’n veroordeelde komt dan soms terecht in een
tbs-kliniek. Voor jongeren tussen 12 en 18 jaar die een zwaar misdrijf plegen is er het jeugdstrafrecht.

Slide 13 - Tekstslide

Door wie wordt de verdachte geholpen tijdens de rechtszaak?
A
De officier van justitie
B
Advocaat

Slide 14 - Quizvraag

9.6 Preventie of repressie
Een rechter kan een hoofdstraf opleggen die bestaat uit een gevangenisstraf of een taakstraf, een geldboete en eventueel ook nog een bijkomende straf. Er zijn verschillende redenen
om te straffen: om mensen af te schrikken, om het gedrag van de dader te verbeteren, om de samenleving veiliger te maken en om wraak te nemen. De meningen verschillen over de beste manier om criminaliteit te verminderen. Rechtse partijen leggen de nadruk op repressie en willen harder straffen, vaker supersnelrecht en minder taakstraffen. Linkse partijen zijn vooral voor preventie. Zij willen criminaliteit voorkomen door meer toezicht en door jonge criminelen te helpen aan een stageplek of een baan.

Slide 15 - Tekstslide

Repressie betekent dat....
A
criminelen harder aangepakt moeten worden
B
criminaliteit voorkomen moet worden

Slide 16 - Quizvraag

Preventie betekent dat....
A
criminelen harder aangepakt moeten worden
B
criminaliteit voorkomen moet worden

Slide 17 - Quizvraag

Toets 
Op donderdag 11 februari hebben jullie gelijk na zorg en welzijn, dus het 4e uur de toets over hoofdstuk 9. Deze is op school in lokaal 12 of 14. Je gaat na zorg en welzijn naar deze lokalen. Hier hoor je waar je moet zitten. Let op dat als je gaat leren dat je de opdrachten uit het werkboek ook nog eens bekijkt. 

Succes met leren! 

Slide 18 - Tekstslide