Taal woordenschat PIT

Taal woordenschat
Les 3
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsBasisschoolGroep 5

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Taal woordenschat
Les 3

Slide 1 - Tekstslide

Wat betekent 'de avond valt'?
A
Het is bijna licht
B
Het is bijna donker.
C
Het is een korte nacht
D
Het is 's nachts slecht weer.

Slide 2 - Quizvraag

Wat betekent 'voetje voor voetje'?
A
balanceren
B
Heel snel lopen
C
Heel langzaam lopen
D
Leren lopen

Slide 3 - Quizvraag

Wat betekent 'je slag slaan'
A
De bal heel ver weg slaan
B
De kans die je krijgt benutten
C
De hoofdprijs winnen
D
Iemand een klap geven

Slide 4 - Quizvraag

Wat betekent 'smokkelen'
A
Iemand die iets smokkelt
B
Verboden toegang
C
Spullen stiekem een land binnenbrengen
D
Heel erg zwaar

Slide 5 - Quizvraag

Welk woord hoort bij 'je komt dichterbij'?
A
Meenemen
B
Smokkelen
C
De maatregel
D
Naderen

Slide 6 - Quizvraag

Welk woord hoort bij 'met moeite, nog maar net'?
A
Amper
B
De wacht houden
C
Minimaal
D
Twijfelen

Slide 7 - Quizvraag

Welk woord hoort bij 'de wacht houden'?
A
De steeg
B
Bewaken
C
Volledig
D
Kweken

Slide 8 - Quizvraag

Welk woord past niet bij de douane?
A
Het koffer
B
De controle
C
Het vliegveld
D
De schemering

Slide 9 - Quizvraag

Welk woord past niet bij het voedsel?
A
de boerenkool
B
De krop
C
de pasta
D
iemand ophouden

Slide 10 - Quizvraag

Wat is de betekenis van het woord: de persoon.

Slide 11 - Open vraag

Maak opdracht 2 en 4 in je boekje. 
Denk aan: 
- Rood stoplicht = werken voor jezelf. 
- Blokjes! Geen vingers. 
- Klaar? Weektaak. 
timer
1:00

Slide 12 - Tekstslide

Hoe ging het deze les?
😒🙁😐🙂😃

Slide 13 - Poll