1MH1 en 1mh2 verwijswoorden dinsdag

1MH Nederlands dinsdag
WELKOM!
NODIG: leesboek + H5 taalverzorging verwijswoorden
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 24 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

1MH Nederlands dinsdag
WELKOM!
NODIG: leesboek + H5 taalverzorging verwijswoorden

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

5 minuten lezen
Ga naar een nieuwssite en kies een artikel uit dat jij interessant vindt. Lees hem goed door. 3 mensen worden bevraagd. 
timer
5:00
Bijv: nos.nl // nu.nl 

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Planning
Nieuws lezen & bespreken  
Woord van de week 
Uitleg H5 taalverzorging verwijswoorden
opdracht samen
Zelfstandig aan het werk

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoel
Je weet wanneer je de verwijswoorden hij, hem, deze, die, zij(ze), haar, het, dit, dat, hen en hun moet gebruiken.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Woord van de week: aanhoudend
Vergelijkbare woorden/vormen van het woord: 


Zinnen met het woord waarin de betekenis duidelijk wordt: 


week 13 

Slide 5 - Tekstslide

Vergelijkbare woorden/vormen van het woord: 
- blijvend
- vasthoudend 
- aanhoudende 
- continu 
- steeds
- voortdurend

Zinnen waaruit de betekenis duidelijk wordt:
1. De aanhoudende belangstelling komt door alle berichten op de sociale media. 
2. Bij aanhoudende pijn moet je de huisarts bellen. 


Verwijswoorden

Opa Piet werd 's ochtends wakker. Opa Piet stapte uit bed en pakte zijn pantoffels. De pantoffels van opa Piet waren nieuw. Opa Piet had zijn nieuwe pantoffels de vorige dag gekocht in de winkel om de hoek. De nieuwe pantoffels waren niet erg duur. Opa Piet had de nieuwe pantoffels in de uitverkoop gevonden.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verwijswoorden

Opa Piet werk 's ochtends wakker. Opa Piet HIJ stapte uit bed en pakte zijn pantoffels. De pantoffels van opa Piet  ZE waren nieuw. Opa Piet had zijn nieuwe pantoffels ZE de vorige dag gekocht in de winkel om de hoek. De nieuwe pantoffels ZE waren niet erg duur. Opa Piet had de nieuwe pantoffels ZE in de uitverkoop gevonden.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verwijswoorden vervangen woorden die eerder zijn genoemd.

Je kunt verschillende verwijswoorden tegenkomen of gebruiken.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verwijswoorden vervangen woorden die eerder zijn genoemd.

Je kunt verschillende verwijswoorden tegenkomen of gebruiken.
Als je verwijst naar een man, gebruik je:

HIJ, ZIJN OF HEM

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verwijswoorden vervangen woorden die eerder zijn genoemd.

Je kunt verschillende verwijswoorden tegenkomen of gebruiken.
Bijvoorbeeld:

De jongen is blij met zijn cadeau. Hij speelt ermee.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verwijswoorden vervangen woorden die eerder zijn genoemd.

Je kunt verschillende verwijswoorden tegenkomen of gebruiken.
Als je verwijst naar een vrouw, gebruik je:

ZIJ, HAAR OF ZE

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verwijswoorden vervangen woorden die eerder zijn genoemd.

Je kunt verschillende verwijswoorden tegenkomen of gebruiken.
Bijvoorbeeld:

Het meisje is blij met haar cadeau. Zij speelt ermee.

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verwijswoorden vervangen woorden die eerder zijn genoemd.

Je kunt verschillende verwijswoorden tegenkomen of gebruiken.
Als je verwijst naar een het-woord, gebruik je:

HET of ZIJN

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verwijswoorden vervangen woorden die eerder zijn genoemd.

Je kunt verschillende verwijswoorden tegenkomen of gebruiken.
Bijvoorbeeld:

Het paard is blij met zijn stal. Het speelt erin.

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verwijswoorden vervangen woorden die eerder zijn genoemd.

Je kunt verschillende verwijswoorden tegenkomen of gebruiken.
Als je verwijst naar meervoud, gebruik je:

ZE, ZIJ, HUN OF HEN

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verwijswoorden vervangen woorden die eerder zijn genoemd.

Je kunt verschillende verwijswoorden tegenkomen of gebruiken.
Bijvoorbeeld:

De kinderen is blij met hun cadeaus. Ze spelen ermee.

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verwijswoorden vervangen woorden die eerder zijn genoemd.

Je kunt verschillende verwijswoorden tegenkomen of gebruiken.
Er zijn nog 4 andere verwijswoorden.

die - deze - dat - dit

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verwijswoorden vervangen woorden die eerder zijn genoemd.

Je kunt verschillende verwijswoorden tegenkomen of gebruiken.
DIE en DEZE gebruik je als je verwijst naar DE-woorden.

Woorden die als lidwoord DE hebben.

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verwijswoorden vervangen woorden die eerder zijn genoemd.

Je kunt verschillende verwijswoorden tegenkomen of gebruiken.
Bijvoorbeeld:

De auto die daar staat is net nieuw.

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verwijswoorden vervangen woorden die eerder zijn genoemd.

Je kunt verschillende verwijswoorden tegenkomen of gebruiken.
DAT en DIT gebruik je als je verwijst naar HET-woorden.

Woorden die als lidwoord HET hebben.

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verwijswoorden vervangen woorden die eerder zijn genoemd.

Je kunt verschillende verwijswoorden tegenkomen of gebruiken.
Bijvoorbeeld:

Het autootje dat daar staat is net nieuw.

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verwijswoorden vervangen woorden die eerder zijn genoemd.

Je kunt verschillende verwijswoorden tegenkomen of gebruiken.
De auto die daar staat is net nieuw.

Het autootje dat daar staat is net nieuw.

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag met verwijswoorden
WAT: 
- leerlingen thuis: Open het document via de Classroom
- leerlingen in de klas: Opdracht op papier

Maak de opdracht over de verwijswoorden. We beginnen samen, daarna mag je samen overleggen. We bespreken de opdracht. 

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

5e lesuur 1mh2:
1. opdracht bespreken (clown) 
2. Kahoot 
3. H5 taalverzorging verwijswoorden opdrachten maken. 
HW = opdracht 1, 2 en 3 af --> boek en schrift. 


Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies