Cours 1 B-wise semaine 7 klas 3 2022-2023

Aujourd'hui le 13 février 
le cours:
  • de neusklanken
  • le verbe aller
  • Au travail
  • chanson
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 26 slides, met tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Aujourd'hui le 13 février 
le cours:
  • de neusklanken
  • le verbe aller
  • Au travail
  • chanson

Slide 1 - Tekstslide

Les buts
1. na de les kun je de bezittelijke voornaamwoorden gebruiken
2. Je weet hoe je neusklanken uitspreekt

Slide 2 - Tekstslide

Aller + Futur proche
  • Aan het eind van de les ken ik het rijtje van aller.
  • Aan het eind van de les kan ik de futur proche gebruiken en herkennen.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Link

Het werkwoord "aller" aller = gaan. Net als être (zijn) en avoir (hebben) is aller een onregelmatig werkwoord
Aller
Gaan 
Je vais
Ik ga
Tu vas
Jij gaat
Il / elle  va
Hij / zij gaat
on va
wij gaan/ men gaat
nous allons
wij gaan
vous allez
jullie gaan / u gaat
Ils / Elles vont
zij gaan

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Avoir, être, aller, faire (10 min)
Vul de juiste vorm van het werkwoord in
1. Tu ............. (aller)
2. Nous ............ (être)
3. Ils .............. (avoir)
4. Je ............ (faire)
5. Elle ............ (aller)
6. Vous ............ (faire)

Slide 7 - Tekstslide

Le verbe aller au futur proche

Slide 8 - Tekstslide

Aller 

Slide 9 - Tekstslide

phrases clés
  1. Tu vas ou?
  2. Je vais à Nice en train
  3. Tu pars à quelle heure?
  4. Je pars à deux heures.
  5. Le voyage dure combien de temps?

Slide 10 - Tekstslide

  • je suis allé(e) = ik ben gegaan
  • tu es allé(e) = jij bent gegaan
  • il/elle est allé(e) = hij/zij is gegaan
  • nous sommes allé(e)s = wij zijn gegaan
  • vous êtes allé(e)(s) = jullie zijn/u bent gegaan
  • ils sont allés = zij zijn gegaan (m)
  • elles sont allées= zij zijn gegaan(v) 


Aller
in de 
Passé composé

Slide 11 - Tekstslide

Au Travail!
  1. Franse werkwoorden, ALLER in de présent en in de passé composé
  2. oefeningen uit het boekje over aller



Slide 12 - Tekstslide

La fin du cours

Slide 13 - Tekstslide

à/de + bepaald lidwoord

à = in/naar/op/bij/...
de = van, uit

à + le = au            de + le = du
    à + la = à la           de + la = de la
   à + les = aux         de + les = des
 à + l' = à l'              de + l' = de l'

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

les vacances
  • Tu as été en vacances?  
  • J' ai été en vacances     
  • Tu as été où?
  • J'ai été en France, aux Pays-Bas, au Portugal
  • Comment tu es allé(e) ?
  • Je suis allé (e) en voiture, en train, en bus, en avion

Slide 16 - Tekstslide

les vacances
  • Avec qui tu es allé(e) en vacances?
  • Je suis allé (e) avec mes parents
  •  Qu'est-ce que tu as fait?
  • J'ai fait du foot, j'ai nagé, j'ai visité un musée
  • C'était comment?
  • C'était super!

Slide 17 - Tekstslide

le temps=het weer
Voor het weer gebruik je het werkwoord faire
  • Il a fait beau?   Is het mooi weer geweest?
  • il a fait chaud? (warm)
  • Oui, Il a fait 30 degrés
  • Non, il a fait mauvais. ( slecht )
  • Non, Il a fait froid (koud)

Slide 18 - Tekstslide

le règlement dans la classe
  • Mobieltjes in de tas
  • Als de docent praat ben je stil
  • Je schreeuwt niet door de klas als je iets wilt zeggen, steekt je vinger op
  • Bij het zelf werken aan opdrachten, mag je zachtjes elkaar iets vragen
  • Maar bij stil werken, is het stil werken, geen overleg
  • Je let op als de docent iets uitlegt
  • Je maakt je huiswerk en leert wat je moet leren
  • Bij tweede keer waarschuwen eruit, briefje halen en uur terugkomen.

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Video

les phrases clés
  1. Le voyage dure une heure.
  2. C'est un train direct ?
  3. Non, il faut changer à Paris.  
  4. Il faut réserver ?                           il faut = je moet/we  moeten
  5. Oui, c'est obligatoire.
  6. Ca coute cher?
  7. Non , un aller-simle coute 15 euros 

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Link

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Link

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide