6.2 Gemiddelde snelheid 2

Hoofdstuk 6: Beweging
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 6: Beweging

Slide 1 - Tekstslide

Programma
  • Herhaling paragraaf 6.2
  • Vervolg paragraaf 6.2
  • Zelfstandig aan de slag

Slide 2 - Tekstslide

Met welke formule bereken je de gemiddelde snelheid?
A
afstand = gemiddelde snelheid : tijd of t =vgem = : t
B
tijd = afstand : gemiddelde snelheid of t = s : vgem
C
gemiddelde snelheid = afstand : tijd of vgem = s : t
D
gemiddelde snelheid = tijd : afstand of vgem = t : s

Slide 3 - Quizvraag

Loes rent 60 meter in 12 seconden. Wat is haar gemiddelde snelheid in m/s?
A
2
B
3
C
4
D
5

Slide 4 - Quizvraag

Leïla legt met de auto een weg met een afstand van 50km af. De eerste 25km legt zij af met een gemiddelde snelheid van 50km/h. Gedurende de tweede 25km is de gemiddelde snelheid 100km/h.
Wat is de gemiddelde snelheid over het hele traject van 50km?
A
67km/h
B
72km/h
C
75km/h
D
83km/h

Slide 5 - Quizvraag

Na de start bereikt de TGV (hoge snelheids trein) in 3 minuten een snelheid van 88,4 m/s.

Bereken de gemiddelde snelheid in m/s
A
29,4 m/s
B
264,9 m/s
C
44,2 m/s

Slide 6 - Quizvraag

Maud vliegt 560 km in 126 minuten. Bereken haar gemiddelde snelheid.
A
267 km/h
B
4,44 m/s
C
0,225 km/min
D
0,074 m/s

Slide 7 - Quizvraag

Een fietser legt 20 kilometer af in 60 minuten
Wat is zijn gemiddelde snelheid
A
20 km/uur
B
20 km/minuut
C
60 minuut/km
D
1 uur/km

Slide 8 - Quizvraag

Max verstappen reed met een gemiddelde snelheid van 280 km per uur. Welke afstand reed hij in 2 uur
A
280 kilometer
B
280 uur
C
560 kilometer
D
140 kilometer

Slide 9 - Quizvraag

Huiswerk Opdracht
Ik reed vanmorgen met de auto naar Dedemsvaart. Daar deed ik 28 minuten over. De totale afstand was 30,4 km. Wat was mijn gemiddelde snelheid? (km/h & m/s)
Het eerste gedeelte reed ik op de snelweg. De afstand was 8 km en daar deed ik 5 min over.Wat was mijn gemiddelde snelheid daar? (km/h & m/s)En over de reis daarna? (km/h & m/s)

Slide 10 - Tekstslide

Lesdoelen
De leerlingen weten hoe het omrekenen van snelheden sneller kan.
De leerlingen kunnen met de formule ook de tijd of afstand uitrekenen.
De leerlingen kunnen afgelegde afstand ook berekenen mbv de oppervlakte onder de grafiek.


Slide 11 - Tekstslide

Een voorbeeld
Een auto rijdt van Haarlem naar Groningen, een afstand van 200 km. De auto rijdt gemiddeld 100 km/u. Hoelang duurt de autorit?

Slide 12 - Tekstslide

Een voorbeeld
Een auto rijdt van Haarlem naar Groningen, een afstand van 200 km. De auto rijdt gemiddeld 100 km/u. Hoelang duurt de autorit?

Slide 13 - Tekstslide

Formule ombouwen
In de vorige vraag gebruikten wij de verhoudingstabel om de tijd over de autorit uit te rekenen. Dit is in sommige gevallen wat lastiger. Dan kun je beter de formule gebruiken:




vgem=ts
2=36
t=vgems
3=26
s=vgemt
6=23

Slide 14 - Tekstslide

Bedenk dat;
1 kilometer                                  1000 meter
1 uur (h)                                         60 min x 60 s = 3600 s
Dus van m/s naar km/h?

80 m/s                  288.000 m/h
 = 288 km/h
x 3600
: 1000

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Stan rijdt 130 km/h.
Hoeveel m/s is dat?
A
36 m/s
B
468 m/s
C
72 m/s
D
100 m/s

Slide 17 - Quizvraag

De topsnelheid van een formule 1 auto is 378 km/h.
Hoeveel m/s is dat?
A
100 m/s
B
1360 m/s
C
105 m/s
D
1853 m/s

Slide 18 - Quizvraag

Een F-16 straaljager vliegt ongeveer 650 m/s.
Hoeveel km/h is dat?
A
181 km/h
B
2340 km/h
C
1235 km/h
D
1000 km/h

Slide 19 - Quizvraag

Oppervlakte onder de grafiek

Slide 20 - Tekstslide

Afgelegde 
afstand bepalen

Je kan met de (v,t)-diagram 
de afstand bepalen

Afstand = oppervlakte onder grafiek

S= vgem * t

Slide 21 - Tekstslide

Oppervlaktemethode
We kunnen met een (v,t)-diagram ook de verplaatsing van een voorwerp bepalen. De oppervlakte onder de (v,t)-grafiek blijkt namelijk gelijk te zijn de verplaatsing (Δx) van het voorwerp. In het linker onderstaande diagram is het oppervlak gelijk aan 6,0 · 3,0 = 18 m. 
Het voorwerp heeft hier dus 18 meter afgelegd. 



In het middelste voorbeeld is het oppervlak een driehoek gelijk aan (6,0 · 3,0)/2 = 9,0 m. Dit voorwerp heeft dus 9 meter afgelegd. In de rechter afbeelding bestaat het oppervlak onder de grafiek uit een rechthoek en een driehoek. 
Het oppervlak geeft een verplaatsing van 2 · 6 + (2 · 6)/2 = 18 m.











Slide 22 - Tekstslide

Zelfstandig aan de slag
Keuze:

- Practicum (bereken van je schotsnelheid)
- Maken van paragraaf 6.2


Slide 23 - Tekstslide

Opdracht
Wat:     Maak van Paragraaf 6.2:
             
Hoe:    Alleen en overleg fluisterend met buurman/vrouw
Tijd:     +/- 20 min  
Klaar?:   Kijk na! (niet alleen goede antwoord, maar vooral hoe!)
                 Ben je daarmee klaar. Begin vast met de huiswerk-                             opdracht.

Slide 24 - Tekstslide