Bs 4 Bevruchting

Waar zou deze les over gaan?
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Waar zou deze les over gaan?

Slide 1 - Tekstslide

  • Over de hele wereld wordt 80 % van bloeiende planten bestoven door insecten, daarvan weer 85% door honingbijen. 

Slide 2 - Tekstslide

Wat heb je geleerd?

Slide 3 - Tekstslide

Wat is bestuiving?
A
Als stuifmeelkorrels op de stempel komen van dezelfde soort
B
als eicellen op de stempel terecht komen

Slide 4 - Quizvraag

Kan de wind voor bestuiving zorgen?
A
ja
B
nee

Slide 5 - Quizvraag

Hoe noemen we bloemen die door de wind bestoven worden?
A
insectenbloemen
B
windbloemen

Slide 6 - Quizvraag

Zijn kenmerken van insectenbloemen?
A
kroonbladeren fel gekleurd
B
stempel groot
C
meeldraden buiten de bloem
D
ze ruiken lekker

Slide 7 - Quizvraag

Hebben windbloemen veel of weinig stuifmeel?
A
weinig
B
veel

Slide 8 - Quizvraag

Doel van de les
Je kunt 
  • beschrijven hoe de bevruchting bij zaadplanten verloopt.
  • de veranderingen in het zaadbeginsel na bevruchting beschrijven.
 

Slide 9 - Tekstslide

Bevruchting
het versmelten van de kern van een mannelijke geslachtscel met de kern van een vrouwelijke geslachtscel

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Bevruchting= als kern stuifmeelkorrel samensmelt met kern eicel

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

Na de bevruchting gaat de bevruchte eicel zich delen. Uit de bevruchte eicel ontstaat zo een kiem
Uit het zaadbeginsel ontstaat een 
zaad
Elk zaad bevat een kiem (zie afbeelding 2). Als het zaad kiemt, groeit uit de kiem een kiemplantje.

Slide 16 - Tekstslide

Wat is bevruchting?
A
het openbarsten van de stuifmeelbuis
B
het ontstaan van zaden in het zaadbeginsel
C
het versmelten van de kernen van mannelijke en vrouwelijke geslachtscellen

Slide 17 - Quizvraag

Bij zaadplanten vindt eerst bevruchting plaats, daarna bestuiving.
A
juist
B
onjuist

Slide 18 - Quizvraag

Waaruit ontstaat een stuifmeelbuis?


A
uit een zaadbeginsel
B
uit een vruchtbeginsel
C
uit een stuifmeelkorrel

Slide 19 - Quizvraag

Een stuifmeelbuis groeit door de stijl naar een zaadbeginsel.
A
juist
B
onjuist

Slide 20 - Quizvraag

Je snijdt een boon doormidden. In de boon zie je een kiem zitten.
Waaruit is deze kiem uit ontstaan?
A
bevruchte eicel
B
kiemplantje
C
stuifmeelbuis
D
zaadbeginsel

Slide 21 - Quizvraag

In een vruchtbeginsel ontstaat altijd maar één zaad.
A
waar
B
niet waar

Slide 22 - Quizvraag