- Vorm een drietal.
- Jullie krijgen een aantal kaartjes toebedeeld.
- Twee leden vanuit het groepje krijgen de rol als werknemer toebedeeld en één iemand uit het groepje is een klant.
- De werknemers raden wat het probleem is en hoe dit probleem is ontstaat.
Een voorbeeld is:Omgeving: bij de dokter (de omgeving is voor ieder uit het groepje bekend).
Klacht: je denkt je arm te hebben gebroken (dit is alleen bekend voor de klant).
Hoe is het gebeurd: doordat je in een dronkenbui bent gevallen op de stoeprand.
Zorg dat jouw groepsgenoten raden wat jouw klacht is en hoe dit is ontstaan,
zonder hier al te snel aan toe te geven. Let op! Alleen de werknemers stellen
vragen, zodat zij worden aangespoord om actief te luisteren, door te vragen
en samen te vatten.