H4 Spelling

Pak je leesboek en ga lekker lezen!
timer
15:00
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Pak je leesboek en ga lekker lezen!
timer
15:00

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we deze les doen?
  • Wat weet je nog van H1-3?
  • Wat weet je al over tussenletters?
  • Uitleg Spelling H4
  • Aan de slag!


Slide 2 - Tekstslide

Huiswerk
Woensdag 12 april:
Spelling H4: opdr. 1 t/m 4 + 8
Spelling H5: opdr. 1 t/m 3 + 7



Slide 3 - Tekstslide

Doel van deze les:
  • Ik kan samenstellingen met en zonder tussenletters correct spellen.

Slide 4 - Tekstslide

Wat weet je nog?
  • Spelling H1: leestekens
  • Spelling H2: Engelse en Franse leenwoorden
  • Spelling H3: weglatingsstreepje + koppelteken

Slide 5 - Tekstslide

Wat is de juiste spelling?
> En waarom?
A
moederkindje
B
moederskindje

Slide 6 - Quizvraag

Wat is de juiste spelling van de volgende samenstelling:

stad + schouwburg
A
stadsschouwburg
B
stadschouwburg

Slide 7 - Quizvraag

Tussenletters in samenstellingen
Een samenstelling = twee of meer losse woorden aan elkaar plakken:
stoel + poot = stoelpoot                       
tafel + kleed = tafelkleed
voet + bal + veld = voetbalveld

Soms moet je tussen die twee (of drie) woorden tussenletters toevoegen:         -(e)n-, -e- of -s-. 

Slide 8 - Tekstslide

Wanneer schrijf je een tussen -s?
  • Je schrijft een tussen -s in een samenstelling als je die hoort:
jongensboek / stationsrestauratie

  • Als je het niet kunt horen, omdat bijvoorbeeld het tweede woord met een s-klank begint, dan vul je een ander tweede woord in om te checken of er een 's' moet worden toegevoegd:
bedrijf + chef : bedrijf + kat  > bedrijfskat, dus bedrijfschef
station + straat  : station + kat > stationskat, dus stationsstraat

Slide 9 - Tekstslide

Nu jij!
  1. Luister goed of je een -s- in het woord hoort
  2. Zo niet, plak er een ander woord aan vast om erachter te komen of je een -s- moet schrijven.

Slide 10 - Tekstslide

schoonheid + slaapje
A
schoonheidsslaapje
B
schoonheidslaapje

Slide 11 - Quizvraag

handel + stad
A
handelsstad
B
handelstad

Slide 12 - Quizvraag

gezelschap + spel
A
gezelschapsspel
B
gezelschapspel

Slide 13 - Quizvraag

huis + sleutel
A
huissleutel
B
huisleutel
C
huisssleutel
D
huis-sleutel

Slide 14 - Quizvraag

Wanneer gebruik je -en-?
Als het eerste deel van de samenstelling 
  • een zelfstandig naamwoord is
  • én alleen een meervoud op -n of -en heeft. 

VB: 
eik + boom = eikenboom (twee eiken)
blinde + school = blindenschool (twee blinden)
kat + bak = kattenbak (twee katten)

Slide 15 - Tekstslide

Wanneer gebruik je -e-?
Je schrijft geen -en-, maar een -e- in de volgende gevallen:
  • Het eerste deel heeft geen meervoud: tarwebrood (1 tarwe, twee?....), benzinegeur
  • Het eerste deel verwijst naar iets waarvan er maar één is:  Koninginnedag, maneschijn.
  • Het eerste deel heeft een meervoud op -s: aspergesoep (asperge - asperges),
  • Het eerste deel heeft een meervoud op -s én -en-: ziektekiem (ziektes/ziekten), groenteboer (groenten/groentes)
  • Het eerste deel is geen zelfstandig naamwoord: blindedarm, knarsetanden
  • Het eerste deel versterkt een bijvoeglijk naamwoord: goed - beregoed, vol - boordevol.

Slide 16 - Tekstslide

Wat is de juiste spelling van de samenstelling?
reet + goed
A
retegoed
B
retengoed

Slide 17 - Quizvraag

retegoed
want:

samenstelling is een bijvoeglijk naamwoord
+
eerste deel versterkt betekenis tweede deel

Slide 18 - Tekstslide

Klik op de goede samenstelling:

pan + koek
A
pannekoek
B
pannenkoek

Slide 19 - Quizvraag

pannenkoek
want:

het eerste deel is een znw met een meervoud op -en

(extra 'n' nodig vanwege uitstpraak;
anders staat er 'panenkoek')

Slide 20 - Tekstslide

Klik op de goede samenstelling:

zon + straal
A
zonnestraal
B
zonnenstraal

Slide 21 - Quizvraag

zonnestraal
want:

het eerste deel (zon) is enig in z'n soort

Slide 22 - Tekstslide

Klik op de goede samenstelling:

gerst + korrel
A
gerstekorrel
B
gerstenkorrel

Slide 23 - Quizvraag

gerstekorrel
want:

het eerste deel is een znw dat geen meervoud heeft

(het meervoud van gerst = gerst)

Slide 24 - Tekstslide

Klik op de goede samenstelling:

hoogte + verschil
A
hoogteverschil
B
hoogtenverschil

Slide 25 - Quizvraag

hoogteverschil
want:

het eerste deel is wel een znw,
maar heeft twee meervoudsvormen:
hoogten en hoogtes

Slide 26 - Tekstslide

Klik op de goede samenstelling:

seconde + wijzer
A
secondenwijzer
B
secondewijzer

Slide 27 - Quizvraag

secondewijzer
want

het eerste deel is wel znw,
maar heeft twee meervoudsvormen:
seconden en secondes

Slide 28 - Tekstslide

Klik op de goede samenstelling:

plat + land + school
A
plattenlandschool
B
plattenlandsschool
C
plattelandsschool
D
plattelandschool

Slide 29 - Quizvraag

plattelandsschool
geen -n want:
het eerste deel is géén znw, maar een bijv. naamwoord: plat

maar wel +s
tip: vervang 'school' maar door 'kat': je hoort een 's', dus schrijf je een 's'!

Slide 30 - Tekstslide

Tip:
  • Bekijk eerst het uitlegfilmpje op NN Online. In dit filmpje wordt de theorie uitgelegd en een aantal voorbeelden gebruikt om de theorie te verhelderen. 
  • Maak de opdrachten met de theorie of deze LessonUp ernaast. Als je twijfelt over een antwoord, kan de theorie je op weg helpen.

Slide 31 - Tekstslide

Aan de slag!
Maak Spelling H4 (tussenletters in samenstellingen): 
opdr. 1 t/m 4 + 8

Klaar? 
Lezen in je leesboek, 'trainen' via NN Online.
timer
20:00

Slide 32 - Tekstslide

Wanneer schrijf je een -s-?

Slide 33 - Open vraag

Wanneer schrijf je -en- en wanneer -e-?

Slide 34 - Open vraag

In hoeverre heb je het lesdoel gehaald: Ik kan samenstellingen met en zonder tussenletters correct spellen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 35 - Poll

Huiswerk
Woensdag 12 april:
Spelling H4: opdr. 1 t/m 4 + 8
Spelling H5: opdr. 1 t/m 3 + 7



Slide 36 - Tekstslide