S5 beschouwing schrijfvaardigheid

Beschouwing
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Beschouwing

Slide 1 - Tekstslide

Een beschouwing schrijven

  • Wat is een beschouwing?
  • Waarom een beschouwing?
  • Bouwplan beschouwing
  • Voorbereidingstraject compo beschouwing

Slide 2 - Tekstslide

Maar eerst: wat is ook alweer een betoog?

Slide 3 - Woordweb

Betoog:
Met een betoog wil de schrijver zijn lezers overtuigen van de juistheid van zijn standpunt. 

Slide 4 - Tekstslide

Betoog:
Met een betoog wil de schrijver zijn lezers overtuigen van de juistheid van zijn standpunt. 
Dit doet hij door het geven van argumenten en eventueel door het weerleggen van een tegenargument.

Slide 5 - Tekstslide

Wat is een beschouwing?

Slide 6 - Woordweb

Beschouwing: 

Slide 7 - Tekstslide

Beschouwing: 
Met een beschouwende tekst wil de schrijver zijn lezers aan het denken zetten over een actueel, controversieel, geëngageerd onderwerp. 

Slide 8 - Tekstslide

Beschouwing: 
Met een beschouwende tekst wil de schrijver zijn lezers aan het denken zetten over een actueel, controversieel, geëngageerd onderwerp. Het doel is om voor- en tegenstanders van een bepaald standpunt aan bod te laten komen in de tekst. 

Slide 9 - Tekstslide

Beschouwing: 
Met een beschouwende tekst wil de schrijver zijn lezers aan het denken zetten over een actueel, controversieel, geëngageerd onderwerp. Het doel is om voor- en tegenstanders van een bepaald standpunt aan bod te laten komen in de tekst. 
Op basis van deze informatie wordt de lezer in staat gesteld om een weloverwogen oordeel te vellen en een eigen mening te vormen over de kwestie.

Slide 10 - Tekstslide

Beschouwing in het kort:
  • opiniërende tekst --> schrijver wil lezer eigen mening laten vormen
  • actueel, controversieel, geëngageerd onderwerp
  • inleiding eindigt met een cruciale vraag over het onderwerp
  • middenstuk --> twee korte betoogjes; één vóór; één tegen
  • slot --> korte samenvatting + eigen mening schrijver + uitsmijter (cirkel is rond)

Slide 11 - Tekstslide

Waarom leer je een beschouwing te schrijven?

Slide 12 - Woordweb

Waarom een beschouwing?
  • inleven in verschillende visies over één onderwerp
  • nog beter leren argumenteren
  • voorbereiding op vervolgopleiding 
  • voldoen aan de vastgestelde eisen van de ES

Slide 13 - Tekstslide

Het bouwplan dat wij hanteren is als volgt:

Slide 14 - Tekstslide

Bouwplan:
inleiding
  • aandachttrekker
  • introductie onderwerp
  • hoofdvraag
middenstuk
  • 2 argumenten voor + citaat
  • 2 argumenten tegen + citaat
slot
  • samenvatting
  • eigen mening (of toekomstverwachting)
  • uitsmijter

Slide 15 - Tekstslide

Bouwplan
onderwerp = ............................................
schrijfdoel = opiniëren
hoofdgedachte = vraag = .................................................

Inl: aandachttrekker + intro onderwerp + hoofdvraag (75-100 woorden)
Middenstuk: V1 =.......................................................... (75 - 100 woorden)
                           V2 =.......................................................... (75 - 100 woorden)
                           T1 = .......................................................... (75 - 100 woorden)
                           T2 = .......................................................... (75 - 100 woorden)
Slot: samenvatting + (eigen visie) + uitsmijter (75-100 woorden)
                                                                                                                                 Totaal = 450-600 woorden

Slide 16 - Tekstslide

Richtlijnen inleiding
Neem de volgende elementen op in je inleiding:
  • aandacht trekken (bijv. d.m.v. een anekdote/voorbeeld) 
  • aankondiging / introductie onderwerp 
  • hoofdvraag 
Gebruik ongeveer honderd woorden.


Slide 17 - Tekstslide

Richtlijnen argumenten vóór
  1. Geef de visie van de voorstanders in één of twee zinnen.
  2. Onderbouw deze visie met twee inhoudelijk verschillende argumenten.
  3. Gebruik voor elk argument een nieuwe alinea.
  4. Gebruik in elke alinea een opsommend signaalwoord.
  5. Neem ten minste één citaat op in je tekst.
  6. Het middenstuk bevat 300 - 400 woorden; de argumenten vóór bevatten 150 - 200 woorden (75 - 100 woorden per alinea).
  7. Citaten volledig overnemen = anders citeren dan bij leesvaardigheid.

Slide 18 - Tekstslide

Richtlijnen argumenten tegen
  1. Start het tweede deel van het middenstuk met een zin met een tegenstellend signaalwoord.
  2. Geef de visie van de tegenstanders in één of twee zinnen.
  3. Onderbouw deze visie met twee inhoudelijk verschillende argumenten.
  4. Gebruik voor elk argument een nieuwe alinea.
  5. Gebruik in elke alinea een opsommend signaalwoord.
  6. Neem ten minste één citaat op in je tekst.
  7. Gebruik 75 -100 woorden per alinea.

Slide 19 - Tekstslide

Richtlijnen slot
Neem de volgende elementen op in het slot:
  • samenvatting kern
  • eigen visie 
  • krachtige slotzin (uitsmijter)
Gebruik ongeveer vijfenzeventig tot honderd woorden.


Slide 20 - Tekstslide

en verder...
  • lettertype Arial, Times new roman of Calibri
  • lettergroote 11 of 12
  • regelafstand 1.15
  • regel wit tussen de alinea's
  • Vergeet de titel niet!

Slide 21 - Tekstslide

Opdracht
* Schrijf allemaal individueel een beschouwing met als onderwerp de opdracht die op jullie werkblad stond. 

Slide 22 - Tekstslide

Toelichting 'best practice'-beschouwing
  • Elke leerling bestudeert nauwkeurig de beschouwing van elk groepslid en maakt daarbij aantekeningen (wat is goed/minder goed?)
  • Op basis van ieders aantekeningen en in overleg wordt uit vier beschouwingen één beschouwing gemaakt met alle sterkste elementen uit de oefenbeschouwingen. Gebruik hiervoor een nieuwe drive-document.
  • NB: Er mag dus niet een volledige beschouwing van één leerling worden ingeleverd. De 'best practice'-beschouwing moet elementen uit alle individuele oefenbeschouwingen bevatten.

Slide 23 - Tekstslide

Kortom:
  • schrijfvaardigheid beschouwing; 2 arg voor; 2 arg tegen; 300 - 400wrd.
  • individuele oefenbeschouwing 3 lessen
  • 'best practice' oefenbeschouwing 2 lessen; 
  • voorbereiden geëngageerd onderwerp (zelf een beschouwing schrijven)

Slide 24 - Tekstslide