3HV - Le verbe irrégulier - Vouloir

Le verbe 'vouloir'
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les

Le verbe 'vouloir'

Slide 1 - Tekstslide

exemples: Indicatif présent (TT)
-Je veux manger des frites!
-Tu veux fermer la porte?
-Il ne veut pas aller à la piscine.
-Nous voulons jouer au foot dans le jardin.
-Vous voulez lire ce texte.
-Elles ne veulent pas aller à l'école.

Slide 2 - Tekstslide

Vouloir (= willen)
Présent (tegenwoordige tijd) 
Je veux  = ik wil
Tu veux  = jij wil
Il/elle/on veut  = hij/zij/men wil; we willen
Nous voulons = wij willen
Vous voulez  = jullie willen/u wil
Ils/elles vEUlent = zij/zij willen

Slide 3 - Tekstslide

Je veux
Tu veux
Il veut
Elle veut
Nous voulons
Vous voulez
Ils/elles veulent
Ik wil
Jij wilt
Hij wil
Zij wil
Wij willen
Jullie willen
Zij willen

Slide 4 - Sleepvraag

Zet het werkwoord in de présent.
Elle (vouloir)
A
voulons
B
veux
C
voulu
D
veut

Slide 5 - Quizvraag

Zet het werkwoord in de présent.
Vous (vouloir)
A
veut
B
veulent
C
voulons
D
voulez

Slide 6 - Quizvraag

Zet het werkwoord in de présent.
Ils (vouloir)
A
veulent
B
voulu
C
veut
D
voulons

Slide 7 - Quizvraag

Voer de juiste vorm van vouloir in:
nous ______________ (présent)

Slide 8 - Open vraag

Voer de juiste vorm van vouloir in:
ta copine ______________ (présent)

Slide 9 - Open vraag

Voer de juiste vorm van vouloir in:
je ______________ (présent)

Slide 10 - Open vraag

Voer de juiste vorm van vouloir in:
les garçons ______________ (présent)

Slide 11 - Open vraag

Voer de juiste vorm van vouloir in:
Alexandre __________ (présent)

Slide 12 - Open vraag

Voer de juiste vorm van vouloir in:
Vous __________ (présent)

Slide 13 - Open vraag

Voer de juiste vorm van vouloir in:
mes frères __________ (présent)

Slide 14 - Open vraag

Vouloir (= willen)
Présent (tegenwoordige tijd) 
Je veux  = ik wil
Tu veux  = jij wil
Il/elle/on veut  = hij/zij/men wil; we willen
Nous voulons = wij willen
Vous voulez  = jullie willen/u wil
Ils/elles veulent = zij/zij willen

Slide 15 - Tekstslide

exemples: Passé composé (VT)
-J'ai voulu manger des frites!
-Tu as voulu fermer la porte?
-Il n'a pas voulu aller à la piscine.
-Nous avons voulu jouer au foot dans le jardin.
-Vous avez voulu lire ce texte.
-Elles n'ont pas voulu aller à l'école.

Slide 16 - Tekstslide

Vouloir (= willen)
Passé composé (verleden tijd) 

J'ai voulu = ik heb gewild
Tu as voulu = jij hebt gewild
Il/elle/on voulu = hij/zij/men heeft gewild; we hebben gewild
Nous avons voulu = wij hebben gewild
Vous avez voulu = jullie hebben gewild / u heeft gewild
Ils/elles ont voulu = zij/zij hebben gewild

Slide 17 - Tekstslide

Il ... faire ses devoirs.
A
as voulu
B
a vouloiré
C
a voulu
D
ont voulu

Slide 18 - Quizvraag

Nous ... ces bonbons.
A
avons voullu
B
avez voulu
C
a voulus
D
avons voulu

Slide 19 - Quizvraag

Tu ... (vouloir - PC) un chien?

Slide 20 - Open vraag

Ils ... (vouloir - PC) une bonne note pour le test de français.

Slide 21 - Open vraag

Vouloir (= willen)
Passé composé (verleden tijd) 

J'ai voulu = ik heb gewild
Tu as voulu = jij hebt gewild
Il/elle/on voulu = hij/zij/men heeft gewild; we hebben gewild
Nous avons voulu = wij hebben gewild
Vous avez voulu = jullie hebben gewild / u heeft gewild
Ils/elles ont voulu = zij/zij hebben gewild

Slide 22 - Tekstslide

des questions?

Slide 23 - Tekstslide