Grammatica - enkelvoudige/samengestelde zinnen, hoofd- en bijzin, voegwoorden

Hoofdstuk 2.8
Enkelvoudige en samengestelde zinnen.

1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 2.8
Enkelvoudige en samengestelde zinnen.

Slide 1 - Tekstslide

Aan het eind van deze les...

  • kun je hoofd- en bijzinnen van elkaar onderscheiden
  • weet je welke voegwoorden bij welke zinnen passen
  • weet je wat een tussenwerpsel is

Slide 2 - Tekstslide

Uitleg 
Enkelvoudige  en samengestelde zinnen

Slide 3 - Tekstslide

Geef een voorbeeld van een en enkelvoudige en een samengestelde zin

Slide 4 - Open vraag

Enkelvoudige en samengestelde zinnen

  • Een enkelvoudige zin is een zin met één persoonsvorm en één onderwerp.
    De jongen
    scoorde een 9 voor zijn toets.

  • Een samengestelde zin is een samenstelling van twee of meerdere zinnen en heeft twee of meer persoonsvormen
    De jongen scoorde een 9 voor zijn toets, maar was toch ontevreden.



Slide 5 - Tekstslide

Samengestelde zin!
Hoe gaat het dan met zinsdelen?

Ik vond de roman 'Het leven is vurrukkulluk' mooi, omdat het boek zo veel humor bevat. 


[Mevrouw Vos gaat nu
op het digibord kleuren]



Slide 6 - Tekstslide

Hoofdzin en bijzin

Slide 7 - Tekstslide

Hoofdzin
  • Onderwerp en pv staan naast elkaar:
    Hij koopt vanmiddag dat boek voor mij en ik zorg voor het eten. 
  • Er kunnen geen woorden tussen het onderwerp en de pv
  • Hij *niet koopt vanmiddag een boek.

Bevat de belangrijkste informatie uit de samengestelde zin:
Als het niet regent, koopt hij vanmiddag een boek voor mij. 

Slide 8 - Tekstslide

Bijzinnen
  • Tussen ow en pv kunnen andere zinsdelen staan:
    Als hij vanmiddag dat boek voor mij koopt, zorg ik voor het eten. 
  • Pv vaak achteraan in de zin; de info is minder belangrijk.
  • Bijzin is 'niet af'.
    Als het niet regent, (zin is niet af, je weet dat er nog info volgt => dus het is een bijzin)

Slide 9 - Tekstslide

Samengestelde zin!
Wat is hier dan de hoofdzin en wat is de bijzin?

Ik vond de roman 'Het leven is vurrukkulluk' mooi, omdat het boek zo veel humor bevat. 

[Mevrouw Vos gaat
weer op het digibord
tekenen].




Slide 10 - Tekstslide

Samengestelde zin
Let op: er is altijd minimaal één hoofdzin! 
  • Twee hoofdzinnen (nevenschikkend)
  • Een hoofd- en een bijzin (onderschikkend)
  • Een hoofd- en twee bijzinnen, etc. (onderschikkend)
  • Bevat vaak komma (bv. tussen twee pv's)



Slide 11 - Tekstslide

Voegwoorden bij hoofdzinnen: maar, en, dus, of, want (nevenschikkende voegwoorden)
    • Ze vliegen vandaag naar Malaga, maar het is daar nu best koud. 
    • Hij koopt vanmiddag dat boek voor mij en ik zorg voor het eten. 
    • Ik denk, dus ik besta.
    • Hij eet vanavond pasta of hij eet vanavond pizza.
    • Ik kom te laat op school, want de bus komt niet opdagen.
      

    Slide 12 - Tekstslide

    Dus.....

    Dus is meestal nevenschikkend.

    Ik denk, dus ik besta.
    Hij heeft hoofdpijn, dus wil  




    Slide 13 - Tekstslide

    Voegwoorden die bijzinnen inleiden: wanneer, hoewel, omdat, zodat, toen, als,...
    (onderschikkende voegwoorden)

    Als het niet regent, ...
    Hoewel het laat is, ...
    Omdat je het boek zo leuk vindt,...





    Slide 14 - Tekstslide

    Module grammatica woordsoorten

    Slide 15 - Tekstslide

    Lesdoelen
    Als het goed is, weet je aan het eind van de les: 
    - voegwoorden bij hoofdzin/hoofdzin 
    - wat we onder een tussenwerpsel verstaan; 

    Slide 16 - Tekstslide

    Het tussenwerpsel
    Soms komt er midden in een zin weleens een uitroep voorbij. Als dit het geval is, is er sprake van een tussenwerpsel. 

    We onderscheiden verschillende soorten tussenwerpsels: 
    - van bevestiging of ontkenning (ja, jawel, nee enzovoorts) 
    - van emotie (au, ach, hoera, foei enzovoorts)
    - van sociaal contact (goedemorgen, hoi, hallo enzovoorts)
    - van klanknabootsing (miauw, brrr, waf, plof enzovoorts) 

    Slide 17 - Tekstslide

    Slide 18 - Video

    Zelfstandig werken/huiswerk

    Maak opdracht 13 a, b, c (3.5)

    Heb je opdracht 1 t/m 4 van 4.7 af?
    Maak dan 4, 5, 6 !

    Slide 19 - Tekstslide