Les 17 | Grammatica: enkelvoudige en samengestelde zinnen

Welkom, H3L!
Les 17 | Grammatica: enkelvoudige en samengestelde zinnen
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom, H3L!
Les 17 | Grammatica: enkelvoudige en samengestelde zinnen

Slide 1 - Tekstslide

Deze week
  • Maandag: zinsdelen
  • Woensdag: enkelvoudige en samengestelde zin
  • Vrijdag: lezen + leren 

Slide 2 - Tekstslide

Enkelvoudige en samengestelde zinnen
Enkelvoudige zin: zin met 1 persoonsvorm 
(Rico heeft een krantenwijk.) 

Samengestelde zin: zin met meer dan 1 persoonsvorm
(Rico heeft een krantenwijk, want hij spaart voor een scooter.)

Slide 3 - Tekstslide

Samengestelde zin: voegwoorden
Nevenschikkende voegwoorden: dus, en, maar, of, want
Ik moet naar school, maar het regent hard, dus ik heb geen zin.

Onderschikkende voegwoorden: alle andere
Ik moet naar school, hoewel ik geen zin heb, omdat het hard regent

Slide 4 - Tekstslide

Samengestelde zin: hoofd- en bijzinnen
Hoofdzinnen: bij nevenschikkende voegwoorden
Ik moet naar school, maar het regent hard, dus ik heb geen zin.

Onderwerp en persoonsvorm staan naast elkaar, er passen bijna nooit andere zinsdelen tussen. 
Persoonsvorm staat voor in de zin: 1e of 2e plaats

Slide 5 - Tekstslide

Samengestelde zin: hoofd- en bijzinnen
Bijzinnen: na onderschikkende voegwoorden
Ik moet naar school, hoewel ik geen zin heb, omdat het hard regent

Tussen onderwerp en persoonsvorm kúnnen wel andere zinsdelen staan.
Persoonsvorm staat vaak op de laatste plek/achter in de zin.

Slide 6 - Tekstslide

Let op! 'OF'
Het voegwoord 'of' kan soms onderschikkend en soms nevenschikkend zijn. 

Keuze: Wil je pizza of (wil je) friet? > nevenschikkend
Anders: Ik weet nog niet of hij komt. > onderschikkend

Slide 7 - Tekstslide

Onderschikkend of nevenschikkend voegwoord?
Schrijf het voegwoord in de zin op. Schrijf er ook bij of het onderschikkend of nevenschikkend is.

Slide 8 - Tekstslide

Opdracht
  1. Janos kan viool spelen en Milos speelt xylofoon. 
  2. In mijn agenda staat, dat ik vanmiddag een vergadering heb. 
  3. Nadat hij Marieke ten huwelijk gevraagd had, kon Jacob zich wel voor zijn hoofd slaan. 
  4. Joanna wilde meer sporten, daarom kocht ze een hometrainer.
  5. Erik fietst graag, maar Pieter houdt meer van wandelen. 

Slide 9 - Tekstslide

Janos kan viool spelen en Milos speelt xylofoon.
A
onderschikkend voegwoord
B
nevenschikkend voegwoord

Slide 10 - Quizvraag

In mijn agenda staat, dat ik vanmiddag een vergadering heb.
A
onderschikkend voegwoord
B
nevenschikkend voegwoord

Slide 11 - Quizvraag

Nadat hij Marieke ten huwelijk gevraagd had, kon Jacob zich wel voor zijn hoofd slaan.
A
onderschikkend voegwoord
B
nevenschikkend voegwoord

Slide 12 - Quizvraag

Joanna wilde meer sporten, daarom kocht ze een hometrainer.
A
onderschikkend voegwoord
B
nevenschikkend voegwoord

Slide 13 - Quizvraag

Erik fietst graag, maar Pieter houdt meer van wandelen.
A
onderschikkend voegwoord
B
nevenschikkend voegwoord

Slide 14 - Quizvraag

Structuur van een zin
Bij onderschikkend voegwoord: bijzin + hoofdzin / hoofdzin + bijzin
Bij nevenschikkend voegwoord: hoofdzin + hoofdzin

Schrijf nu van de zinnen op welke structuur ze hebben.

Slide 15 - Tekstslide

Opdracht
  1. Janos kan viool spelen en Milos speelt xylofoon. 
  2. In mijn agenda staat, dat ik vanmiddag een vergadering heb. 
  3. Nadat hij Marieke ten huwelijk gevraagd had, kon Jacob zich wel voor zijn hoofd slaan. 
  4. Joanna wilde meer sporten, dus kocht ze een hometrainer.
  5. Erik fietst graag, maar Pieter houdt meer van wandelen. 

Slide 16 - Tekstslide

Janos kan viool spelen en Milos speelt xylofoon.
A
hoofdzin + hoofdzin
B
hoofdzin + bijzin
C
bijzin + hoofdzin

Slide 17 - Quizvraag

In mijn agenda staat, dat ik vanmiddag een vergadering heb.
A
hoofdzin + hoofdzin
B
hoofdzin + bijzin
C
bijzin + bijzin

Slide 18 - Quizvraag

Nadat hij Marieke ten huwelijk gevraagd had, kon Jacob zich wel voor zijn hoofd slaan.
A
hoofdzin + hoofdzin
B
hoofdzin + bijzin
C
bijzin + hoofdzin

Slide 19 - Quizvraag

Joanna wilde meer sporten, daarom kocht ze een hometrainer.
A
hoofdzin + hoofdzin
B
hoofdzin + bijzin
C
bijzin + hoofdzin

Slide 20 - Quizvraag

Erik fietst graag, maar Pieter houdt meer van wandelen.
A
hoofdzin + hoofdzin
B
hoofdzin + bijzin
C
bijzin + hoofdzin

Slide 21 - Quizvraag

SO woensdag
  • Zinsdelen: pv, ond, wg, lv, mv, ng, bwb
  • Woordsoorten: blw, olw, zn, bn, bw, vz, tw, zww, kww, hww, vr. vnw, aanw. vnw, pers. vnw, bez. vnw, onbep. vnw
  • Samengestelde en enkelvoudige zinnen: hoofdzin of bijzin?
  • Samengestelde zinnen: hoofdzin + hoofdzin, hoofdzin + bijzin of bijzin + hoofdzin?
  • Voegwoorden

Slide 22 - Tekstslide