4.4 Nederland in 1848

 Toepassing P4.3
  • Maken Toepassing P4.3: opdracht 7 t/m 11
  • Klaar? Maak mindmap/samenvatting voor de toetsweek
  • Na 20 min: P4.4: Nederland in 1848
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

 Toepassing P4.3
  • Maken Toepassing P4.3: opdracht 7 t/m 11
  • Klaar? Maak mindmap/samenvatting voor de toetsweek
  • Na 20 min: P4.4: Nederland in 1848

Slide 1 - Tekstslide

P4.4 Nederland in 1848

Slide 2 - Tekstslide

 Leerdoelen 
Aan het eind van deze paragraaf kun je herkennen en uitleggen welke veranderingen in Nederland plaatsvonden voor en na de nieuwe grondwet van 1848.

Slide 3 - Tekstslide

1815 Verenigd Koninkrijk der Nederlanden
  • Napoleon verslagen bij Waterloo
  • Zoon van gevluchte stadhouder  Willem V wordt koning Willem I
  • Nederland krijgt een grondwet en een tweekamerstelsel 
  • Nederland is nu een constitutionele monarchie:

  • Verenigd Koninkrijk der Nederlanden: Nederland, België en Luxemburg

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Nederland rond 1815

  • economie: landbouw en handel belangrijkst
  • natuurlijke energiebronnen als wind- en spierkracht
  • nauwelijks industrie, geen arbeidersklasse
  • veel mensen leefden in armoede
  • lagere klassen afhankelijk van liefdadigheid van rijken en kerk
  • Willem I wil moderniseren en industrialiseren
  • 1839 eerste stoomtrein tussen Haarlem en Amsterdam

Slide 6 - Tekstslide

Belgische afscheiding (1830)
  • Oorzaken: 
  • Zuiden katholiek, Noorden protestant
  • Grote staatsschuld Noorden > belastingdruk
  • Taalbesluit (1823): Nederlands is officiële taal
  • Gevolgen: 
  • Opstand > België uitgeroepen in 1830
  • Erkenning door Europese staten
  • Willem I weigert > 10-daagse veldtocht
  • 1840: Willem I treedt af

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

Liberalisme
  • libre = vrijheid/ -isme = streven naar
  • 'Streven naar zoveel mogelijk    politieke vrijheid voor de burger' Dus ..
  • zo weining mogelijk overheidsbemoeienis /zo min mogelijk regels en wetten

Slide 9 - Tekstslide

Liberalisme:

streven naar zoveel mogelijk vrijheid van het individu



  • Op economisch gebied: Zoveel mogelijk vrijheid voor de ondernemers
  • Wet van vraag en aanbod
  • Aanhangers van het kapitalisme
  • Leer van Adam Smith
  • Op politiek gebied:
  • Idealen van de Franse Revolutie: 
  • inspraak voor het volk en vrijheid van meningsuiting




Slide 10 - Tekstslide

Kapitalisme


  • Economisch systeem waarbij alles draait om geld en bezit.
  • Grond en fabrieken zijn in handen van particuliere ondernemers.
  • Kenmerken: concurrentie, risico's nemen en winst maken

Slide 11 - Tekstslide


Revolutiejaar 
1848


De ‘erfgenamen van de Franse Revolutie’, de Liberalen, komen tot de conclusie: "Alles is weer hetzelfde als vóór de Franse Revolutie!"

Overal zitten er weer koningen op de Europese tronen en 
ondanks 'een grondwet' is er maar weinig democratie.

Slide 12 - Tekstslide

Onrust
In 1848 waren overal in Europa relletjes begonnen. Koning Willem II was bang dat dat zou overslaan naar Nederland en hij geen koning meer zou zijn. Hij geeft daarom opdracht voor het schrijven van een nieuwe grondwet.

Slide 13 - Tekstslide

Alleenheerser
  • Veel mensen zijn ontevreden:
  • de koning mocht ministers benoemen en ontslaan
  • de koning besliste veel zonder overleg met parlement
  • koning benoemde de Eerste Kamer
  • Tweede Kamer werd niet door de bevolking gekozen ->
  • De leider van de Nederlandse liberalen, Johan Rudolf Thorbecke,  maakte een nieuwe grondwet


Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

1848 verandering met de nieuwe grondwet:
  • Koning kreeg minder macht
  • Ministers zijn  verantwoording verschuldigd voor hun deel van het bestuur aan het parlement
  • Het parlement moet de plannen voor nieuwe wetten goedkeuren
  • De Eerste en Tweede Kamer controleren de ministers (niet de koning)
  • Stemrecht voor een kleine groep rijke mannen ( censuskiesrecht) die voortaan de Tweede Kamer mochten kiezen

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Video

Slide 18 - Video

Slide 19 - Video

Wie had na 1848 de macht in Nederland?
A
het parlement
B
Thorbecke
C
De ministers
D
de Liberalen

Slide 20 - Quizvraag

Met de grondwet van 1848 moest de invloed van ... groter worden en van ... kleiner worden. (vul in)
A
Koning - het volk
B
Het volk - koning
C
Liberalen - het volk
D
Koning - liberalen

Slide 21 - Quizvraag

Wie heeft de nieuwe grondwet van 1848 geschreven?
A
Thorbecke
B
Willem II
C
Liberalen
D
Regering

Slide 22 - Quizvraag

Welke koning begon met industrialisatie in Nederland?
A
Willem I
B
Willem II
C
Willem III

Slide 23 - Quizvraag


Wie was koning van Nederland tijdens het Revolutiejaar? 
A
Willem Lodewijk
B
Willem I
C
Willem II
D
Willem III

Slide 24 - Quizvraag

Wat is een constitutionele monarchie?

Slide 25 - Open vraag

Belangrijke begrippen, personen en jaartallen:


  • Verenigd Koninkrijk der Nederlanden 1813. Koning Willem I
  • constitutionele monarchie
  • conservatief
  • 1830 België onafhankelijk
  • 1840 Koning Willem II
  • 1848 nieuwe grondwet van liberaal Thorbecke
  • liberalisme
  • kapitalisme
  • stemrecht
  • censuskiesrecht
  • economisch liberalisme: Adam Smith

Slide 26 - Tekstslide

 Leerdoelen 
Aan het eind van deze paragraaf kun je herkennen en uitleggen welke veranderingen in Nederland plaatsvonden voor en na de nieuwe grondwet van 1848.

Slide 27 - Tekstslide