H2 U4 SB 3.2 - Bijvoeglijk Naamwoorden en Bijwoorden

Bijvoeglijke Naamwoorden vs. Bijwoorden
H2 - All Right - Unit 4 - Study Box 3.2
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Bijvoeglijke Naamwoorden vs. Bijwoorden
H2 - All Right - Unit 4 - Study Box 3.2

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
1. Ik weet het verschil tussen een bijvoeglijk naamwoord en een bijwoord.
2. Ik kan bijvoeglijke naamwoorden en bijwoorden op de juiste manier in een zin toepassen.

Slide 2 - Tekstslide

Vul de juiste vorm van het woord in:
My sister is a very ... (funny) girl.

Slide 3 - Open vraag

Vul de juiste vorm van het woord in:
John moved the plate ... (careful).

Slide 4 - Open vraag

Vul de juiste vorm van het woord in:
He was singing ... (happy) under the shower.

Slide 5 - Open vraag

Vul de juiste vorm van het woord in:
You sound ... (happy).

Slide 6 - Open vraag

Vul de juiste vorm van het woord in:
Her English is very ... (good).

Slide 7 - Open vraag

Vul de juiste vorm van het woord in:
You look ... (awful).

Slide 8 - Open vraag

Vul de juiste vorm van het woord in:
He spoke ... (kind) to the children.

Slide 9 - Open vraag

Vul de juiste vorm van het woord in:
She is a very ... (kind) woman.

Slide 10 - Open vraag

Snap je dit?
Oefen met de oefentoets op Its Learning en ga daarna verder met je weektaak.

Slide 11 - Tekstslide

Kijk naar de volgende voorbeelden:
  • You sister is a beautiful girl.
  • She can sing beautifully.

  • Your father is a slow talker.
  • He often talks very slowly.

  • Brian is a careful driver.
  • He always drives carefully.

Slide 12 - Tekstslide

Bijvoeglijk naamwoorden
  • You sister is a beautiful girl.
  • She can sing beautifully.

  • Your father is a slow talker.
  • He often talks very slowly.

  • Brian is a careful driver.
  • He always drives carefully.

Slide 13 - Tekstslide

Bijwoorden
  • You sister is a beautiful girl.
  • She can sing beautifully.

  • Your father is a slow talker.
  • He often talks very slowly.

  • Brian is a careful driver.
  • He always drives carefully.

Slide 14 - Tekstslide

Bijvoeglijk naamwoorden
  • Geven meer informatie over een zelfstandig naamwoord (hoe iets is)
  • the old man
  • a young girl
  • a stupid dog
  • a nice holiday
  • the good weather
  • my broken computer

Slide 15 - Tekstslide

Bijvoeglijk naamwoorden
  • Geven meer informatie over een zintuigelijke waarneming (hoe het ruikt, er uit ziet, voelt, smaakt of klinkt)
  • This dish smells great.
  • I think this new movie looks exciting.
  • Your sweater feels really soft.
  • This soup tastes horrible.
  • That music sounds terrible.

Slide 16 - Tekstslide

Bijvoeglijk naamwoorden
  • Let op! Bij het werkwoord to be verwijzen we vaak naar het onderwerp!
  • My father is smart. (the smart father) 
  • Johnny was tired. (the tired Johnny)
  • My dogs are crazy. (the crazy dogs)

Slide 17 - Tekstslide

Bijvoeglijk naamwoorden
  • Zoals we zagen gebruiken we bij de bijvoeglijke naamwoorden het 'normale' woord.
  • My sister is a beautiful girl.
  • The soup tasted wonderful.

  • We hoeven dus niets aan het woord toe te voegen.

Slide 18 - Tekstslide

Bijwoorden
  • Geven meer informatie over een werkwoord (hoe iets wordt gedaan)
  • He drove slowly in the street.
  • She talked quietly to her friend.
  • He felt lonely, because no one had texted him.
  • Mary shouted angrily to her students.
  • They have waited patiently for someone to come.
  • Peter listened closely to hear if anybody was there.

Slide 19 - Tekstslide

Bijwoorden
  • Geven meer informatie over een bijvoeglijk naamwoord
  • the really old man
  • an extremely boring day
  • my annoyingly stupid dog
  • the quickly finished lesson
  • a lightly seasoned meal
  • a weirdly shaped sweater

Slide 20 - Tekstslide

Bijwoorden
  • Geven meer informatie over een ander bijwoord
  • He ran really fast.
  • She entered the room extremely quietly.
  • The teacher talked terribly slowly.
  • My grandmother can sing absolutely beautifully.

Slide 21 - Tekstslide

Bijwoorden
  • Geven meer informatie over een hele zin
  • Fortunately, they caught the thief.
  • Unfortunately, they don't have any evidence against him.
  • Finally, my package arrived.

Slide 22 - Tekstslide

Bijwoorden
  • Bij bijwoorden voegen we vaak ly aan het 'normale' woord toe.
  • My grandmother can sing beautifully.
  • Mike always talks slowly.

  • Bij woorden die op een medeklinker + y eindigen, maken we een kleine verandering in de spelling:
  • easy > easily
  • happy > happily

Slide 23 - Tekstslide

Bijwoorden
  • Let op! Er zijn wel een aantal uitzonderingen bij de bijwoorden!

  • De volgende woorden krijgen geen ly  als bijwoord (ze zijn dus hetzelfde als een bijvoeglijk naamwoord): hard, fast, far

  • De bijwoordsvorm van good is well. (You did well).

Slide 24 - Tekstslide

Vul de juiste vorm van het woord in:
My father is a very ... (smart) man.

Slide 25 - Open vraag

Vul de juiste vorm van het woord in:
I can answer these questions ... (easy).

Slide 26 - Open vraag

Vul de juiste vorm van het woord in:
These questions aren't very ... (hard).

Slide 27 - Open vraag

Vul de juiste vorm van het woord in:
I ... (real) want to know your thoughts.

Slide 28 - Open vraag

Vul de juiste vorm van het woord in:
He sounded very ... (happy) when I called him.

Slide 29 - Open vraag

Vul de juiste vorm van het woord in:
He ran across the room ... (happy).

Slide 30 - Open vraag

Vul de juiste vorm van het woord in:
We were ... (random) asked to join a TV programme.

Slide 31 - Open vraag

Vul de juiste vorm van het woord in:
The movie ended ... (abrupt).

Slide 32 - Open vraag

Vul de juiste vorm van het woord in:
He made a ... (bad) decision.

Slide 33 - Open vraag

Vul de juiste vorm van het woord in:
I ... (sudden) heard a noise.

Slide 34 - Open vraag

Snap je het nu :)?
Oefen met de oefentoets op Its Learning en ga daarna verder met je weektaak.

Slide 35 - Tekstslide

Evaluatie:
  • Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord of zintuigelijke waarneming
  • Een bijwoord zegt iets over een werkwoord, bijvoeglijk naamwoord, ander bijwoord of een hele zin.

Slide 36 - Tekstslide

Ik snap deze grammatica.
Volledig
Grotendeels
Een beetje
Niet echt

Slide 37 - Poll