Oefentoets Persoonlijke zorg en ADL (alles)

Oefentoets Persoonlijke Zorg & ADL
1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
WelzijnMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Oefentoets Persoonlijke Zorg & ADL

Slide 1 - Tekstslide

Wat betekent ADL?
A
algemene dagelijkse levensverrichtingen
B
anderstalig denken en luisteren
C
altijd druk leven
D
algemene dagelijkse lichaamsbehoeften

Slide 2 - Quizvraag

Mw. Popkens heeft een beroerte gehad en kan na een ziekenhuisopname niet meer thuis wonen omdat zij intensieve (medische) zorg nodig heeft. Waar kan zij terecht?
A
Maatschappelijke opvang
B
HHZ
C
GGZ
D
VVT

Slide 3 - Quizvraag

Mw. Klink heeft wondroos aan haar been. Ze heeft tijdelijk hulp in de huishouding nodig. Waar kan zij terecht?
A
Verpleeghuis
B
HHZ
C
GGZ
D
Kinderopvang

Slide 4 - Quizvraag

Wat is in de zorg een 'indicatie'?
A
Vaststelling van behoefte aan zorg.
B
Een ander woord voor zorgplan.
C
Een stripje waarmee de ph-waarde wordt gemeten.
D
Een ander woord voor protocol.

Slide 5 - Quizvraag

Wat is geen vorm van handhygiëne?
A
Handen reinigen
B
Handen wrijven
C
Handen desinfecteren
D
Handen verzorgen

Slide 6 - Quizvraag

Wat zijn geen micro-organismen?
A
Bacteriën
B
Gisten
C
planten
D
Schimmels

Slide 7 - Quizvraag

Van micro-organismen word je altijd ziek:
A
waar
B
niet waar

Slide 8 - Quizvraag

Een ander woord afweersysteem is immuunsysteem:
A
waar
B
niet waar

Slide 9 - Quizvraag

Wat is een goede reden om je handen te desinfecteren?
A
na direct contact met de zorgvrager
B
na toiletbezoek
C
wanneer je handen vies zijn

Slide 10 - Quizvraag

Wat gebruik je niet bij het poetsen van een prothese?
A
Een speciale protheseborstel
B
Kraanwater
C
Gewone tandpasta
D
Kukident

Slide 11 - Quizvraag

Meestal is 2 a 3 drie keer per week de haren wassen voldoende
A
Juist
B
Onjuist

Slide 12 - Quizvraag

Dhr. de bruin moet geschoren worden. Hij heeft geen scheermesjes in huis, maar wel een apparaat. Je gaat hem .......... scheren.
A
Nat
B
niet
C
misschien
D
droog

Slide 13 - Quizvraag

Mw. de bruin is urine-incontinent. Ze heeft last van stressincontinentie. Dit betekent dat....
A
ze onvrijwillig urine verliest wanneer ze in paniek is
B
ze angstig raakt om naar het toilet te gaan
C
ze pijn heeft bij het onvrijwillig urine verliezen
D
ze onvrijwillig urine verliest bij niezen of hoesten

Slide 14 - Quizvraag

Dhr. popkens heeft dementie en last van functionele incontinentie. Dit betekent dat
A
Dhr. vergeet naar het toilet te gaan en verliest dan urine
B
Dhr. geen behoefte heeft aan toiletgang en liever een inco draagt
C
Dhr. het toilet soms niet kan vinden en verliest dan urine
D
Dhr. zijn blaas niet functioneert en daardoor urine verliest

Slide 15 - Quizvraag

Zintuigen
Prikkels
ogen
oren
neus
tong
huid
muziek luisteren
vieze sokken ruiken
vuurwerk kijken
zachte kussen voelen

Slide 16 - Sleepvraag

Zweetklieren maken zweet. Wat is de functie van zweet?
A
nat houden van de huid
B
soepel houden van de huid
C
afkoeling van de huid
D
zweten

Slide 17 - Quizvraag

Wat is oedeem?
A
Ophoping van vocht
B
Inwendige bloeding
C
Ophoping van ontlasting
D
Gekleurde vlekjes

Slide 18 - Quizvraag

Observeren =....
A
eten serveren
B
hetzelfde als obstipatie
C
opschrijven en overdragen
D
goed waarnemen soms met een gericht doel

Slide 19 - Quizvraag

Wanneer gaat je hart sneller kloppen?
A
Bij inspanning (bijv. sport) en zenuwen
B
Als je slaapt
C
Wanneer je op je hartslag gaat letten
D
Je hartslag is altijd hetzelfde

Slide 20 - Quizvraag

Hoe snel klopt het hart van een gemiddeld persoon?
A
90 slagen per minuut
B
30 slagen per minuut
C
70 slagen per minuut
D
50 slagen per minuut

Slide 21 - Quizvraag

Het zorgen voor mijn vader is een voorbeeld van:
A
Informele zorg of mantelzorg
B
Nodige zorg
C
Formele zorg
D
Gebruikelijke zorg

Slide 22 - Quizvraag

Waarom zijn de lessen Persoonlijke zorg & ADL zo leuk?
A
Omdat je veel bezig bent
B
Omdat de docent super leuk is
C
Omdat het heel leerzaam is
D
Alle antwoorden zijn juist

Slide 23 - Quizvraag

Wat is de ziekte van Korsakov?
A
een soort dementie als gevolg van te veel alcoholgebruik en vitaminetekort
B
Een griepsoort afkomstig uit Wit-Rusland
C
Een virusinfectie aan de lever
D
Eetstoornis waarbij er een bacteriële infectie aan de slokdarm is

Slide 24 - Quizvraag

Wat is een actieve tillift?
A
B

Slide 25 - Quizvraag

Mw. Aalders is 97 en dement. Ze wordt steeds magerder. Wat zouden oorzaken kunnen zijn?
A
Verminderde eetlust door een slecht gebit.
B
Mw. vergeet te eten of drinken.
C
Mw. stopt het eten in de aarde van planten.
D
Mw. kan niet goed ruiken en heeft daardoor geen trek.

Slide 26 - Quizvraag

Verhoogt lage of hoge bloeddruk de kans op een hartinfarct?
A
lage bloeddruk
B
hoge bloeddruk

Slide 27 - Quizvraag

Signaleren is bepaald gedrag (een signaal) opvangen en daarop reageren.
A
waar
B
niet waar

Slide 28 - Quizvraag

Wat hoort bij de vitale functies?
A
Ademhaling, circulatie, bewustzijn
B
Ademhaling, bewustzijn, nierfunctie
C
Temperatuur, luchtweg, hart
D
Circulatie, temperatuur, pancreasritme

Slide 29 - Quizvraag

Wat heb je nodig bij het wassen van een bedlegerige cliënt?
A
4 waskommen, 4 handdoeken en 2 washandjes en shampoo
B
2 waskommen, 4 handdoeken en 1 washandje
C
2 waskommen, 3 handdoeken, 2 washandjes en zeep
D
washandje, zeep en een wasbak

Slide 30 - Quizvraag

Wat is een normale lichaamstemperatuur voor een volwassene?
A
36,5-37,5 graden
B
boven de 38 en onder de 39
C
15,5- 36,5 graden
D
tussen 37,9 en 39,9

Slide 31 - Quizvraag

Wat is de meest voorkomende vorm van dementie?
A
Alzheimer
B
Vasculaire dementie
C
Lewy body dementie
D
Frontotemporale dementie

Slide 32 - Quizvraag

Een papegaai gebruik je
A
bij draaien, zijwaarts of hogerop zetten in bed.
B
bij verplaatsing van bed naar stoel.
C
helpt bij het hogerop plaatsen in bed.
D
Voor de sier

Slide 33 - Quizvraag

Het oudste hulpmiddel, geeft een extra steuntje.
Samen met je client op de fiets
Handig vervoermiddel voor clienten die slecht evenwicht hebben.
Verschillende soorten en worden aangepast voor de client.
Voor clienten die minder goed te been zijn of problemen met het evenwicht hebben.

Slide 34 - Sleepvraag

Wat is een complicatie van obstipatie?
A
Diarree
B
Aambeien
C
Soepele stoelgang
D
Veel honger

Slide 35 - Quizvraag

Mw. Bruin moet s'nachts regelmatig plassen en kan dan niet helemaal naar het toilet lopen.
Dhr. Mohammed zit in een rolstoel en vraagt hulp met plassen.
Dhr. Jansen is bedlegerig en moet poepen.
Mw. Simba kan zelfstandig naar het toilet, maar heeft vaak rugpijn.

Slide 36 - Sleepvraag

Wat betekent "de frequentie van de stoelgang"?
A
Hoe vaak de cliënt ontlasting heeft.
B
Hoe dik/hard de ontlasting van de cliënt is.
C
Hoe dun de ontlasting van de cliënt is.
D
Hoe vaak de cliënt van zijn stoel af komt om naar de gang te lopen.

Slide 37 - Quizvraag

Welke uitspraak over de oorzaak van een delier is juist?
A
de oorzaak is altijd lichamelijk
B
iemand is psychisch overbelast, door vooral emotionele factoren
C
het komt alleen maar voor als gevolg van alcoholmisbruik
D
geen van de antwoorden is juist

Slide 38 - Quizvraag

Waarom dragen mensen steunkousen?
A
Om wonden af te dekken
B
Om oedeemvorming tegen te gaan
C
als extra steun
D
voor de sier

Slide 39 - Quizvraag

Wat denk je, ben je goed voorbereid op de toets?!

Slide 40 - Open vraag

And the winner is........

Slide 41 - Tekstslide