Internationale ontwikkelingen 4M

Module Internationale ontwikkelingen

  1. Nederland en de internationale handel
  2. Voordelen van import en export
  3. De Europese Unie
  4. Europese Monetaire Unie



5. Wisselkoersen
6. Oorzaken van armoede in ontwikkelingslanden
7. Inkomen en welvaart
8. Ontwikkelings-samenwerking
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
Economie & OndernemenMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Module Internationale ontwikkelingen

  1. Nederland en de internationale handel
  2. Voordelen van import en export
  3. De Europese Unie
  4. Europese Monetaire Unie



5. Wisselkoersen
6. Oorzaken van armoede in ontwikkelingslanden
7. Inkomen en welvaart
8. Ontwikkelings-samenwerking

Slide 1 - Tekstslide

Nederland en de internationale handel

Slide 2 - Tekstslide

Waar denk je aan bij een 'open economie'?

Slide 3 - Woordweb

Nederland = open economie
  • Groot deel van de productie (bruto binnenlands product) wordt gebruikt voor de export. Ook importeert Nederland veel producten. 
  • Nederland heeft een hoge exportquote (=export/bbp) en importquote (import/bbp). 
  • Veel im- en export binnen de EU. EU meer gesloten economie. 
  • Dekkingsgraad = mate waarin een land de import kan betalen met de opbrengst van de export --> Nederland = positief --> overschot betalingsbalans.  

Slide 4 - Tekstslide

Voordelen export
Export = goederen en diensten uit Nederland verkopen aan het buitenland. 
Dit zorgt voor meer werkgelegenheid (vraag stijgt - productie stijgt - werkgelegenheid stijgt). 

Slide 5 - Tekstslide

Voordelen import
  • Import = goederen en diensten uit het buitenland kopen. 
  • In Nederland zijn niet alle grondstoffen beschikbaar of het klimaat ongeschikt om bepaalde producten te laten groeien. Bijv. koffiebonen. 
  • Kennis en techniek in andere landen
  • Specialisatie --> goedkopere goederen en diensten

Slide 6 - Tekstslide

De Europese Unie (EU) 
Doel EU: Welvaart vergroten door gemeenschappelijk beleid.
  • Vrij verkeer van goederen en diensten (vrijhandel - geen protectie)
  • Vrij verkeer van personen (je mag overal werken) 
  • Vrij verkeer van kapitaal
Buiten de EU: protectie naar landen buiten EU (invoerrechten, contingentering, exportsubsidies) --> Concurrentievoordeel.  

Slide 7 - Tekstslide

Europese Monetaire Unie (EMU)
  • Een aantal landen in de EU hebben de EURO als gemeenschappelijke munt.  Samen een monetaire unie. 
  • Bepaalde afspraken binnen deze unie, zoals een maximaal begrotingstekort, maximale grootte staatsschuld.
  • Europese Centrale Bank (ECB) bepaalt het beleid rondom de rente binnen Eurozone. De hoogte van de rente heeft invloed op de inflatie (prijsstijgingen) en de wisselkoersen. 
  • ECB houdt toezicht op het betalingsverkeer samen met de nationale centrale banken (in NL = De Nederlandsche Bank) 

Slide 8 - Tekstslide

Bij stijgende prijzen verhoogt de ECB de rente, zodat de prijzen minder hard stijgen.
Waar
Niet waar

Slide 9 - Poll

Wisselkoersen
De waarde van de ene munteenheid tov de andere. 
  • Voorbeeld: waarde dollar tov euro. 
  • In wisselkoersen wordt gehandeld. Dus de waarde verandert dagelijks. 

Slide 10 - Tekstslide

Invloed wisselkoers op de handel

Slide 11 - Tekstslide

Wisselkoers
  • Een verandering van de wisselkoers heeft ook invloed op de hoeveelheid import en export. 
  • Stel de wisselkoers was €1 --> $1,13 en verandert naar €1 --> $1,90

  • Wat zou dan het gevolg van de import en export voor Nederland zijn?

Slide 12 - Tekstslide

Wisselkoers - daling
De wisselkoers van de euro daalt ten opzichte van de dollar.
  • De euro wordt minder waard.
  • Je krijgt voor een euro minder dollars.

Slide 13 - Tekstslide

Wisselkoers - daling
De wisselkoers van de euro daalt ten opzichte van de dollar.
  • De import uit Amerika wordt duurder.
  • De export naar Amerika wordt goedkoper.

Slide 14 - Tekstslide

Wisselkoers - stijging
De wisselkoers van de euro stijgt ten opzichte van de dollar.
  • De euro wordt meer waard.
  • Je krijgt voor een euro meer dollars.

Slide 15 - Tekstslide

Wisselkoers - stijging
De wisselkoers van de euro stijgt ten opzichte van de dollar.
  • De import uit Amerika wordt goedkoper.
  • De export naar Amerika wordt duurder.

Slide 16 - Tekstslide

Armoede in ontwikkelingslanden

Slide 17 - Tekstslide

Wat veroorzaakt armoede?

Slide 18 - Woordweb

Armoede in ontwikkelingslanden
  • Oorzaken van armoede zijn o.a. het klimaat, natuurrampen, oorlog, protectie door rijkere landen. 
  • Ook leiden slechte/te weinig voeding tot lagere arbeidsproductiviteit. 
  • Analfabetisme en gebrek aan scholing verminderen de kans op een goede baan. 
  • (Te) weinig inkomen om aan basisbehoeften te voldoen. 
  • Weinig technologische voortuitgang
  • Grote inkomensverschillen --> ongelijke inkomensverdeling
  • Corruptie? 

Slide 19 - Tekstslide

Leg uit: Armoede leidt tot armoede

Slide 20 - Open vraag

Van armoede naar armoede
Van armoede naar armoede

Slide 21 - Tekstslide

Inkomen en welvaart
Globalisering: Het proces waarbij delen van de wereld op economisch, sociaal, politiek en cultureel terrein steeds meer bij elkaar betrokken raken. 
Protectie: Een land beschermt het binnenlandse bedrijfsleven tegen (goedkopere) producten van buitenaf. Bijvoorbeeld met invoerrechten op landbouwproducten. Dit zorgt er o.a. voor dat ontwikkelingslanden een lage(re) welvaart hebben.  

Slide 22 - Tekstslide

Bevolkingsgroei heeft een negatieve invloed op de welvaart.
Waar
Niet waar

Slide 23 - Poll

Nationaal inkomen
  • Nationaal inkomen: Optelsom van alle jaarinkomens in een land. 
  • Nationaal inkomen per hoofd van de bevolking: Het gemiddelde jaarinkomen van bewoners van een land. 
  • Reëel nationaal inkomen: gecorrigeerd voor inflatie. 
  • Nationaal inkomen per hoofd in ontwikkelingslanden erg laag. 
  • Wel meer zelfvoorziening. 
  • Snellere bevolkingsgroei in ontwikkelingslanden. 
  • Armoedegrens $ 1,90 per dag. 

Slide 24 - Tekstslide

Wat is welvaart?

Slide 25 - Open vraag

Ontwikkelingssamenwerking
Overheid, internationale organisaties en particulieren geven ontwikkelingshulp. 
  • Noodhulp bij een noodsituatie bijv. aardbeving
  • Structurele hulp: langdurige hulp tegen armoede bijv. initiatieven om onderwijs te verbeteren. 

Slide 26 - Tekstslide

Overheid geeft:
  • Bilaterale hulp: rechtstreeks van land naar land
  • Hulp via internationale organisaties zoals de VN
  • Leningen tegen gunstige voorwaarden
  • Lagere invoerrechten zodat het ontwikkelingsland naar het land kan exporteren

Slide 27 - Tekstslide

Wat kun je als particulier doen?
  • Fairtrade producten kopen zoals Tony's Chocolonely. Boeren krijgen een eerlijke prijs. 
  • Beleggen in microkrediet: helpt kleine bedrijfjes starten
  • Geld doneren
  • Vrijwilligerswerk

Slide 28 - Tekstslide

Huiswerk
Doorlezen - blz. 137 t/m 141
Maken - opgaven 1 t/m 11

Slide 29 - Tekstslide