8.2 Nederland en de EU

Een Duitser verblijft in een hotel in Volendam. Dit is voor Nederland..
A
Export van goederen
B
Export van diensten
C
Import van goederen
D
Import van diensten
1 / 21
volgende
Slide 1: Quizvraag
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Een Duitser verblijft in een hotel in Volendam. Dit is voor Nederland..
A
Export van goederen
B
Export van diensten
C
Import van goederen
D
Import van diensten

Slide 1 - Quizvraag

Nederlanders houden graag vakantie in het buitenland. Als ze met een buitenlandse vliegmaatschappij reizen dan is er sprake van:
A
export van goederen.
B
export van diensten.
C
import van goederen.
D
import van diensten.

Slide 2 - Quizvraag

H8.2 Nederland en de EU
Je leert:
  • Wat voor afspraken er in de Europese Unie gemaakt zijn
  • Hoe belangrijk de Eu voor de Nederlandse handel is
  • Hoe de wisselkoers invloed heeft op de import en export

Je oefent:
  • Onderbouwen waarom het van belang is dat een land dat de euro als betaalmiddel wil invoeren een gezonde economie heeft

Slide 3 - Tekstslide

8.2 Nederland en de EU
  • Europese Unie
  • 27 deelstaten 
  • Samenwerken op economische gebied
Vraag 12

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

8.2 Europa zonder grenzen?
Interne markt
(gemeenschappelijke markt)
  • Grenzen tussen de lidstaten zijn weggevallen
  1. Vrij verkeer van goederen en diensten
  2. Vrij verkeer van personen
  3. Vrij verkeer van kapitaal

Slide 6 - Tekstslide

Vrij verkeer van goederen en diensten
Vrij verkeer van personen
Vrij verkeer van kapitaal
Je gaat in België op vakantie
Je gaat in Duitsland werken
Je spaart je geld bij een bank in Spanje
Je importeert wijn uit Frankrijk

Slide 7 - Sleepvraag

8.2 Europa zonder grenzen?
  • tarieven btw en vennootschapsbelasting
  • milieuregels
Veel samenwerking, maar ook verschillen...
Gelijkwaardige concurrentie belangrijk, dus regels gelijk maken -> harmonisatie
Oefenopgaven blz. 223
opgaven 11 en 13

Slide 8 - Tekstslide

8.2 Europa zonder grenzen?
EMU (Europese Monetaire Unie)
  • 19 EU Landen die deelnemen aan de EMU vormen de eurozone
  • ECB (Europese Centrale Bank) is de centrale bank van landen met de Euro
Taken ECB:
1. eurobiljetten in omloop brengen
2. bewaakt de waarde van de euro
3. bepaalt de rente voor de eu-landen

Slide 9 - Tekstslide

EMU = donker blauw
EU= kleur

Slide 10 - Tekstslide

De euro invoeren
Inflatie
Begrotingstekort
Staatsschuld
Mag maximaal 1,5% hoger zijn dan de gemiddelde inflatie in drie landen met de laagste inflatie. 
Mag maximaal 3% van het bbp zijn. 
Mag maximaal 60% van het bbp zijn. 

Slide 11 - Tekstslide

Bij een stijging van de wisselkoers van buitenlands geld:
= de prijs van de dollar, pond, yen enz. gaat omhoog, dan
  • kost import meer = stijgende importprijzen = dalende import 
  • dan betalen consumenten meer voor geïmporteerde producten
  • dalen de exportprijzen (de € is voor andere landen goedkoper geworden

       --> verbetering concurrentiepositie EMU-landen)

  • dan brengt export meer op = stijgende export = stijgende werkgelegenheid
Voorbeeld:  $1 = € 0,88 --> $1 = € 0,92




Slide 12 - Tekstslide

Inflatie is:
A
dat de prijzen stijgen.
B
er extra geld wordt gemaakt.
C
je geld minder waard wordt.
D
dat het slecht gaat met de banken.

Slide 13 - Quizvraag

Wat zijn vreemde valuta?
A
Buitenlands geld
B
Wisselkoers
C
Provisiekosten
D
Euro's

Slide 14 - Quizvraag

Als de koers van de dollar ten opzichte van de euro daalt, is dat:
A
Gunstig voor de onze export, onze producten zijn voor de Amerikanen goedkoper geworden.
B
ongunstig voor onze export, want onze producten worden voor de Amerikanen duurder om te kopen.
C
niet van invloed op de Nederlandse export, want de Amerikanen betalen in dollars.

Slide 15 - Quizvraag

Als de waarde van een euro gisteren
1 dollar was is en nu 1,30 dollar, dan is de wisselkoers van de euro:
A
gestegen
B
gedaald

Slide 16 - Quizvraag

Als de wisselkoers van de euro stijgt:
A
verbetert onze concurrentiepositie
B
verslechtert onze concurrentiepositie
C
verandert onze concurrentiepositie niet

Slide 17 - Quizvraag

Kees kocht in Amerika 2 spijkerbroeken voor $40,- per stuk.
De wisselkoers was €1,- = $1,35

Wat betaalde Kees voor zijn broeken in euro's?
A
€29,63
B
€59,26
C
€54,-
D
€108,-

Slide 18 - Quizvraag

Albertje komt met $250,- uit Amerika terug van vakantie.
De wisselkoers is €1,35 - €1,29
Hoeveel euro krijgt ze terug als ze haar geld omwisselt?
A
€185,19
B
€193,80
C
€337,50
D
€322,50

Slide 19 - Quizvraag

opdrachten maken

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Video