Les 3 Grammatica herhaling, door elkaar

Zinsdelen & woordsoorten - les 3
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Zinsdelen & woordsoorten - les 3

Slide 1 - Tekstslide

Oefenen Gaudenuur

Slide 2 - Tekstslide

Ontleden in zinsdelen betekent...
A
zinsdelen zoeken
B
werkwoorden zoeken
C
kernzinnen zoeken
D
deelonderwerpen zoeken

Slide 3 - Quizvraag

Hoeveel zinsdelen heeft deze zin precies?
A
4. Hoeveel / zinsdelen / heeft / deze zin precies?
B
5. Hoeveel / zinsdelen / heeft / deze / zin precies?
C
5. Hoeveel / zinsdelen / heeft / deze zin / precies?
D
6. Hoeveel / zinsdelen / heeft / deze / zin / precies?

Slide 4 - Quizvraag

Italiaanse | families | eten | vier | keer | in | de | week | pastagerechten.

A
Goed in zinsdelen verdeeld
B
Niet goed in zinsdelen verdeeld

Slide 5 - Quizvraag

Ik rijd vijftig kilometer.

In deze zin staat .....
A
wel een lijdend voorwerp
B
geen lijdend voorwerp

Slide 6 - Quizvraag

Wij gingen brood kopen.

In deze zin staat .....
A
wel een lijdend voorwerp
B
geen lijdend voorwerp

Slide 7 - Quizvraag

Thomas heeft Marieke bloemen gegeven.
Lijdend voorwerp =
A
Er is geen lijdend voorwerp
B
Thomas
C
Marieke
D
bloemen

Slide 8 - Quizvraag

Is dit een meewerkend voorwerp?
'Heb jij een voldoende van de docent gekregen?'
A
Wel een meewerkend voorwerp
B
Geen meewerkend voorwerp
C
er staat geen meewerkend voorwerp in

Slide 9 - Quizvraag

Jan gaf de toets aan de leraar.

Welk zinsdeel is 'de toets'?
A
meewerkend voorwerp
B
lijdend voorwerp
C
onderwerp
D
meewerkend voorwerp

Slide 10 - Quizvraag

Is dit een meewerkend voorwerp?
'We willen een cadeaubon kopen voor de trainer.'
A
Wel een meewerkend voorwerp
B
Geen meewerkend voorwerp

Slide 11 - Quizvraag

Is dit een meewerkend voorwerp?
Hij laat al zijn geld na aan goede doelen.
A
Wel een meewerkend voorwerp
B
Geen meewerkend voorwerp

Slide 12 - Quizvraag

Benoem het meewerkend voorwerp:
De docent gaf haar leerlingen een extra les over grammatica.
A
Een extra les
B
De docent
C
haar leerlingen
D
over grammatica

Slide 13 - Quizvraag

Stap 1
Stap 2
Stap 3
Stap 4
Stap 5
Stap 6
Stap 7
Zoek de pv
Verdeel de zin in zinsdelen
Zoek het wwg
Zoek het onderwerp
Zoek het lv
Zoek het mv
Zoek de bwb/bwb's

Slide 14 - Sleepvraag

persoonsvorm
zinsdeelproef
onderwerp
werkwoordelijk gezegde
lijdend voorwerp
meewerkend voorwerp
bijwoordelijke bepaling
Zet de zin in een andere tijd of maak van de zin een vraag.
Zet streepjestussen de zinsdelen.
Wie/Wat+ pv?
Zoek alle werkwoorden in de zin.
Wat/Wie+ wg + ow?
Aan wie/Voor wie + wg + ow  + lv?
Stel vragen als: Waar? Wanneer? Waarom? Hoe? Enzovoorts

Slide 15 - Sleepvraag

Mijn broer timmert zijn eigen tafel
Ik zag jou.
De zorg biedt nu extra hulp aan ouderen
Heeft hij hun geschreven?
Lijdend voorwerp
Meewerkend voorwerp
Lijdend voorwerp
Meewerkend voorwerp

Slide 16 - Sleepvraag

PV
OND
LV
MV
Kees
drinkt 
een cocktail
in de tuin
gelopen
heeft 
Mijn vader
een lekkere taart
gaf 
Mijn oma
de ingewikkelde som  
rekent 
Mehmet 
10 km
uit
haar zoon 

Slide 17 - Sleepvraag

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
Het werkwoordelijk gezegde
Janneke
heeft
haar werk
goed
gedaan

Slide 18 - Sleepvraag

Sleep de woorden naar je juiste categorie woordsoorten.
Ik
mijn
lw
znw
bnw
vz
ww
ga
met
vrolijke
vriendin
naar
muziekles.

Slide 19 - Sleepvraag

Over dit onderdeel wil ik morgen nog even uitleg:

Slide 20 - Open vraag

Woordsoorten
benoemen kan ik:
A
uitstekend
B
goed
C
voldoende
D
onvoldoende

Slide 21 - Quizvraag

Zinsdelen vinden kan ik
A
uitstekend
B
goed
C
voldoende
D
onvoldoende

Slide 22 - Quizvraag