Ontdek de wereld van zinsdelen!

Ontdek de wereld van zinsdelen!
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 3

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Ontdek de wereld van zinsdelen!

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoel
Aan het einde van de les 
- kun je zinsdelen vinden in een zin
- begrijp je wat het verschil is tussen woordsoorten en zinsdelen.
- kun je zinsdelen benoemen
- formuleer je zelf zinnen met zinsdelen 

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat weet je al over zinsdelen?

Slide 3 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn zinsdelen?
Zinsdelen zijn delen van een zin met een specifieke grammaticale functie zoals: persoonsvorm, onderwerp, lijdend voorwerp, meewerkend voorwerp en bijwoordelijke bepaling.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zinsdeel vinden
Om een zinsdeel te vinden, moet je stappen zetten en vragen stellen zoals 

Stap 1: wat is de PV? verander daarom de zin van tijd (naar verleden tijd of naar tegenwoordige tijd; het werkwoord dat dan verandert is de persoonsvorm. 
ALLES WAT VOOR DE PV KAN STAAN IN DE ZIN = EEN ZINSDEEL !!! 

Stap 2: nog meer werkwoorden? samen met de PV zijn die het WWG (altijd werkwoorden)
Stap 3: 'wie of wat + werkwoordelijk gezegd?' zo vind je het OW (atlijd een tes of iemand)
Stap 4: 'wie of wat + WWG + OW?' zo vind je het  voor het LV. (altijd een iets of iemand)
Stap 5: ''aan wie of wat + WWG + OW + LV? zo vind je het MV (altijd een iets of iemand)

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verschil tussen woordsoorten en zinsdelen
Woordsoorten zijn de verschillende categorieën woorden zoals werkwoorden, zelfstandige naamwoorden en bijvoeglijke naamwoorden. Zinsdelen zijn de functionele onderdelen van een zin.

Chris geeft de bal aan Levi.    Woordsoorten: Chris =zn/ geeft=ww, /de = lidwoord  /bal=zn/ aan= vz/ Levi=zn.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeld:  woordsoorten en zinsdelen
Tijdens de wedstrijd gaf Chris de bal aan Levi.    Woordsoorten:  
Tijdens= vz, de= lw, wedstrijd=zn, Chris =zn, geeft=ww, de = lidwoord, bal=zn, aan= vz, Levi=zn.

Tijdens de wedstrijd /gaf/ Chris /de bal /aan Levi. Zinsdelen:
PV= geeft
WWG=geeft
OW= Chris
LV= de bal
MV=aan Levi
BWB= tijdens de wedstrijd

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

stap 1: persoonsvorm benoemen 
  • De zin vragend te maken 
    Het eerste werkwoord is dan de persoonsvorm.
   Ik mag mijn jas aantrekken.  Mag ik mijn jas aantrekken? 

  • Beter is het om de zin in een andere tijd te zetten. 
    Het werkwoord dat verandert, is de persoonsvorm.
   Jullie werken hard tijdens de les. Jullie werkten hard tijdens de les. 

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stap 2: zinsdelen begrenzen / 

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Samengevat: zinsdelen benoemen
Om een zinsdeel te vinden, moet je stappen zetten en vragen stellen zoals 

Stap 1: wat is de PV? verander daarom de zin van tijd (naar verleden tijd of naar tegenwoordige tijd; het werkwoord dat dan verandert is de persoonsvorm. 
Stap 2 begrenzen/ / / / / ALLES WAT VOOR DE PV KAN STAAN IN DE ZIN = EEN ZINSDEEL !!! 

Stap 2: nog meer werkwoorden? samen met de PV zijn die het WWG (altijd werkwoorden)
Stap 3: 'wie of wat + werkwoordelijk gezegde?' zo vind je het OW ( een iets of iemand)
Stap 4: 'wie of wat + WWG + OW?' zo vind je het  voor het LV. ( een iets of iemand)
Stap 5: ''aan wie of wat + WWG + OW + LV? zo vind je het MV (  een iets of iemand)

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zet de stappen om een zin te ontleden in de juiste volgorde. Stap A staat al op de goede plaats.
A. Onderstreep de pv en zet zinsdeelstrepen.
  B.
  C.
 D.
  E.
  F.
Zet lv boven het lijdend voorwerp.
Zet wg boven het werkwoordelijk gezegde.
Zet bwb boven de bijwoordelijke bepalingen.
Zet ow boven het onderwerp.
Zet mv boven het meewerkend voorwerp.

Slide 12 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Sleep de zinsdelen naar het juiste vak.
onderwerp
lijdend vvw
ww gezegde
Zin:
onderwerp
werkwoordelijk gezegde
lijdend voorwerp
bijwoordelijke bepaling
Het leven van Eva
wordt verstoord
door een plan van haar vader.

Slide 13 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Sleep de zinsdelen naar het juiste vak.
onderwerp
lijdend vvw
ww gezegde
meewerkend vw
bijwoordelijke bepaling
Zin:
onderwerp
werkwoordelijk gezegde
lijdend voorwerp
meewerkend voorwerp
bijwoordelijke bepaling
Volgens het blad Quest
geef
je
hackers
op deze manier
een eenvoudig klusje.

Slide 14 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Oefenzinnen 
We gaan nu oefenzinnen ontleden om de verschillende zinsdelen te identificeren. 

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vorige week kocht mijn vader een piano op Markplaats
Zet de namen van de zinsdelen op de juiste plek. 
TIP: Je houdt er twee over!
PV
o
mv
lv
wg
wg
bwb
bwb

Slide 16 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Mijn zusje  heeft op vakantie haar man ontmoet. 
Zet de juiste namen onder ieder zinsdeel.
Tip: Je houdt er 2 over!
PV
o
mv
lv
wg
wg
bwb
bwb

Slide 17 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf de losse zinsdelen op en noteer erachter: pv, ow, gez, lv, mv en bwb’en.
Ieder zinsdeel krijgt een naam, MAAR niet alle namen hoef je per se te gebruiken; je kunt sommige namen ook vaker gebruiken.
De overbuurjongen heeft gisteren aan de collectant van Amnesty tien euro gegeven.

Slide 18 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf de losse zinsdelen op en noteer erachter: pv, ow, gez, lv, mv en bwb’en.
Ieder zinsdeel krijgt een naam, MAAR niet alle namen hoef je per se te gebruiken; je kunt sommige namen ook vaker gebruiken.
De trainer riep de schaatser zijn rondetijden toe tijdens de race.

Slide 19 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Uitwerking oefenzinnen 
Bekijk je huiswerk nog eens goed en verander wat je fout gemaakt hebt. 

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Uitwerking oefenzinnen 
Kijk nu het huiswerk na met behulp van de antwoorden hiernaast . 

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Maak samen zinnen
Nu is het tijd voor jullie om zelf zinnen te maken en de zinsdelen te benoemen. Wees creatief!
Maak nu zelf 3 zinnen met anderen die in een e-mail kunnen voorkomen. De volgorde van zinsdelen mag anders ! 
E-mail zin 1:  Met OW/PV/WWG/LV
E-mail zin 2: Met OW/PV/WWG/LV/MV
E-mail zin 3. Met OW/PV/WWG/BWB

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Noteer zin 3 van je groepje op het whiteboard 
Zet op het grote whiteboard zin 3 van jullie groepje. 

Bekijk elkaars zinnen. 

Zet zinsdeelstrepen in de zin van een ander groepje  en schrijf een nieuwe zin eronder met dezelfde woorden in een andere volgorde.  

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Benoem het mv:
Hem geef ik niets.
A
Hem
B
geef
C
ik
D
niets

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een BWB is :
A
Het zinsdeel waarover in een zin iets gezegd wordt.
B
Een zinsdeel dat bepaald waar, wanneer, hoe, waarom,... iets gebeurt.
C
Het zinsdeel dat de handeling van het WWG ondergaat.
D
Duidt aan voor wie/wat of aan wie/wat de handeling bedoeld is.

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Als er geen lv is, heb je ook geen mv.
A
waar
B
niet waar

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe vind je de bwb?
A
wie/wat + gez.?
B
alle ww + te + aan het + zich + splitsbare ww
C
prullenbakwoorden + antwoord op w+h-vragen
D
wie/wat + gez. + o (+gez.)?

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het mv?
Zij heeft het ons toch verteld
A
ons
B
zij
C
aan ons

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de bwb?

Wie wil dit morgen doen?
A
Geen bwb
B
Wie
C
Dit
D
Morgen

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 30 - Open vraag

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 31 - Open vraag

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.
Stripverhaalstijl 
Stripverhaalstijl: Maak een reeks afbeeldingen in stripverhaalstijl die de handeling in de zin stap voor stap weergeven, waarbij elk frame een ander zinsdeel (ow/pv/wwg/lv/mv/bwb)  illustreert.

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Taaloefenen.nl 
Ga naar taaloefenen.nl en oefen zinsdelen


KIES
niveau 3
alle zinsdelen in de zinnen.

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies