Week 39 - Unit 1

• Engels
• Middelbare school
• vmbo
• Leerjaar 2

Today 2M

All right Lesson 1 and 2

Crossing borders 

Binnen = beginnen opdracht:

1 + 2  (either in your book or online)

Persoonlijke voornaamwoorden

I

You

He

She

It

They

We

Persoonlijke voornaamwoorden

Bezittelijke voornaamwoorden 

My

Your

his

hers

its

our

yours

Theirs

Persoonlijke voornaamwoorden zijn..

1. I, you, he/she/it, we, they, you
2. My, mine, yours, theirs
3. What, who, where, when, why

"Vertaal" naar een persoonlijk voornaamwoord:
Susan

1. he
2. we
3. you
4. she

"Vertaal" naar een persoonlijk voornaamwoord:
Peter

1. you
2. we
3. it
4. he

Bezittelijke voornaamwoorden geven aan..

1. voor wie iets is
2. over wie iets gaat
3. van wie iets is

"Vertaal" naar een persoonlijk voornaamwoord:
Susan

1. he
2. we
3. you
4. she

bezittelijk voornaamwoord: ons/onze

1. his
2. her
3. their
4. our

Wat zijn bezittelijke voornaamwoorden?

1. my, your, us
2. he, his, hers
3. their, our, mine
4. its, me, our

Bezittelijke voornaamwoorden

That bike is.......... .

1. your
2. yours
3. of yours

"Vertaal" naar een persoonlijk voornaamwoord:
dog

1. he
2. it
3. you
4. I

"Vertaal" naar een persoonlijk voornaamwoord:
dog

1. he
2. it
3. you
4. I

Work!

Start working on lesson 2

 2- 3- 4- 5

Ik kan persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden gebruiken in een zin

Nee, ik moet echt nog even oefenen

Ik snap het een beetje

Ik kan het bijna foutloos gebruiken

Easy Peace lemon scueezy

Ik kan nu

De persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden gebruiken en herkennen in een Engels zin.