Marketing les 2

Weekmarkt op woensdag op de Breestraat is:
A
Concrete markt
B
Abstracte markt
1 / 24
volgende
Slide 1: Quizvraag
EconomieMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Weekmarkt op woensdag op de Breestraat is:
A
Concrete markt
B
Abstracte markt

Slide 1 - Quizvraag

Algemene economie boek
Blz 127/128 Casus lego

a. Handelt Bol.com op een abstracte of concrete markt?
Bol.com handelt op een concrete markt.
b. Hoeveel pakjes verstuurt Bol.com volgens het artikel?
2,5 miljoen
c. Hoe speelt lego in op de actualiteit?
Lego speelt in op de actualiteit door producten bij populaire films te maken

Slide 2 - Tekstslide

d. Lego wordt goed verkocht via Bol.com. Waaraan kun je volgens het artikel nog meer zien dat dit merk zeer populair is?
Aan de uitbreiding van de Lego-fabriek.



e. Is er voor zeldzame Lego-sets een kopers of een verkopersmarkt?
Voor zeldzame Lego-sets is er een verkopersmarkt (weinig aanbod, veel/meer vraag)

Slide 3 - Tekstslide

Marktvormen
Homogeen =  in ogen van de consument zijn alle producten gelijk bijv. benzine of halfvolle melk

Slide 4 - Tekstslide

Marktvormen

Slide 5 - Tekstslide

Wat is het kenmerk van een monopolie?

Slide 6 - Open vraag

Wat is het kenmerk van een monopolie?
Dat er maar één aanbieder is.

Slide 7 - Tekstslide

uitgewerkte marktvormen

Slide 8 - Tekstslide

Waarom bieden de meeste benzinemerken spaarsystemen aan?

Slide 9 - Open vraag

Waarom bieden de meeste benzinemerken spaarsystemen aan?
Omdat dat voor het merk een manier is om zich binnen een 
homogeen oligopolie toch te onderscheiden van andere merken. 
Bovendien werken spaarsystemen klantentrouw in de hand.

Slide 10 - Tekstslide

Soorten marketing (op basis afnemers)
  • Business to Business -->B2B
  • Business to Consumer -->B2C
  • Consumer to Consumer -->C2C

Duale marketing = gericht op 2 soorten afnemers



Slide 11 - Tekstslide

Geef een voorbeeld van een C2C markt

Slide 12 - Open vraag

Soorten marketing --> afnemers

Business to Business (B2B) marketing = marketing gericht op bedrijven.



Slide 13 - Tekstslide

Business to Business (B2B) marketing

Trademarketing/handelsmarketing = marketing van producent gericht op (potentiële) distribuanten


Detaillistenmarketing = marketing van producent gericht op detaillist (Winkel)

Slide 14 - Tekstslide

Soorten marketing --> afnemers
Consumenten marketing = Importeurs/fabrikanten richten zich op consumenten met marketingactiviteiten

 

Detailhandelsmarketing / retailmarketing = detaillist richt zich op de consument met marketingactiviteiten

Slide 15 - Tekstslide

Unilever maakt reclame voor Becel in het tijdschrift Margriet. Hier is sprake van:
A
Retailmarketing
B
Handelsmarketing
C
Consumentenmarketing
D
Detailistenmarketing

Slide 16 - Quizvraag

Antwoord C
Unilever maakt reclame voor Becel in tijdschrift de Margriet. Hier is sprake van:

Consumenten marketing = Importeurs/fabrikanten richten zich op consumenten met marketingactiviteiten

Slide 17 - Tekstslide

Soorten marketing
Dienstenmarketing = marketing van diensten (niet tastbaar) geen voorraad

Bijvoorbeeld: advocaat, kapper, adviseurs, banken, restaurants

Slide 18 - Tekstslide

Markt --> vraag
Marktomvang = omvang van de markt in geld of eenheden

 

Marktpotentieel = het aantal stuks boven deze huidige afzet dat de gezamenlijke leveranciers met een optimaal marketingbeleid zouden kunnen verkopen.


(relatief) Marktaandeel = geeft de verhouding weer tussen de afzet van een merk en de totale afzet van een productvorm

Slide 19 - Tekstslide

Marktpotentieel
= het aantal stuks boven deze huidige afzet dat de gezamenlijke leveranciers met een optimaal marketingbeleid zouden kunnen verkopen.

 

De effectieve/ actuele vraag = het totale aantal producten dat momenteel wordt verkocht


De potentiële vraag = het aantal stuks boven deze huidige afzet dat de gezamenlijke leveranciers met een optimaal marketingbeleid zouden kunnen verkopen.

Effectieve vraag + potentiële vraag = marktpotentieel.

Slide 20 - Tekstslide

typen vraag van verschillende deelmarkten:
Initiële vraag: niet-bezitters die het product voor het eerst aanschaffen (initiële markt).


Vervangingsvraag: bezitters die hun oude product door een nieuw vervangen (oude apparaat wordt dus afgedankt) (remplace-markt).


Additionele vraag: bezitters die een tweede of extra exemplaar aanschaffen.

 Initiële vraag + additionele vraag = uitbreidingsvraag.
 Uitbreidingsvraag + vervangingsvraag = totale vraag.

Slide 21 - Tekstslide

Mark koopt nieuwe sportschoenen. Zijn oude schoenen gebruikt hij als hij met slecht weer moet trainen. Dit is
A
Additionele vraag
B
Vervangingsvraag
C
Initiële vraag
D
Potentiële vraag

Slide 22 - Quizvraag

Slide 23 - Tekstslide

Huiswerk voor Maandag
Algemene economie boek
Blz 148 --> 27
Blz 227 --> vraag 25 


Slide 24 - Tekstslide