Voorbereiden vaardighedenexamen 'Schrijven

Voorbereiden vaardighedenexamen 'Schrijven'
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMBOStudiejaar 4

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 9 min

Onderdelen in deze les

Voorbereiden vaardighedenexamen 'Schrijven'

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

He started his business in 1980 in Rotterdam.

Slide 2 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Word order
grammar

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeld
Keith used to watch television in his room at bedtime.
Wie    -         doet        -          wat        -     waar       -      wanneer.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

wie
doet
wat
waar
wanneer
The parents
bring
to football training

every Sunday

their son

Slide 5 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Choose the sentence with the correct word order.
A
He swims every day in the canal.
B
He swims in the canal every day.

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Choose the sentence with the correct word order.
A
My sister got married last year.
B
Last year my sister got married.
C
My sister last year got married.

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Correct word order:
Billy / to his friend /
five minutes ago / went
A
Billy went to his friend five minutes ago
B
Billy went five minutes ago to his friend
C
Billy five minutes ago went to his friend.
D
Five minutes ago Billy went to his friend

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

for ages / teaching / Mr Roberts / has / at school / been / the / class

Slide 9 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

IK ga vaak uit in het weekend

Slide 10 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe ga je te werk?
1.  zoek als eerst het zelfstandig werkwoord op.
2.  plaats dan het bijwoord van frequentie VOOR het werkwoord.
LET OP!
Als het werkwoord een vorm is van to be (am, are, is, was, were) dan staat het bijwoord van frequentie ACHTER het werkwoord.


Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Choose the sentence with the correct word order.
A
We are never in a position to complain.
B
We never are in a position to complain.

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Choose the sentence with the correct word order.
A
Who gives never a straight answer?
B
Who gives a straight answer never?
C
Who never gives a straight answer?
D
Who gives a straight never answer?

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

1. He _________ listens __________ to the radio.

2. They ___________ read ___________ a book.

3. Tom _________ is _________ very friendly. 

4. Pete _________ gets _________ angry. 

5. We _________ are _________ on time. 
Sleep het bijwoord op de juiste plek
often
sometimes
usually
never
always

Slide 15 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Schrijfopdracht

Slide 16 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

writing a review

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

What type of reviews are there?
  • Film reviews
  • Product reviews
  • Experience reviews
  • Book reviews
  • Written reviews
  • Spoken/verbal reviews
  • Video reviews

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Why do people write reviews?
  • To inform
  • To help others make a choice
  • To express feelings (positive/negative)
  • To help improve
  • To warn

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

What type of language do we use for a review?
  • Descriptive language
  • Sense language
  • Opinion (I think, I like, I disliked)
  • Present tense/Past tense
  • Formal/Informal language
  • Recommendation

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

writing a review about a product

Points that should be included in your review:

- a title
- introduction with the name of the product
- what did you like about it and why?
- what didn't you like about it and why?
- conclusion, would you recommend it to others?

Make sure to use a title and paragaphs. 

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Adjectives

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Write a short review about the last product that you bought
background
good points
bad points
recommendation

Slide 24 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Een goede brief/email bestaat uit minimaal
A
2 alinea's
B
3 alinea's
C
dat maakt niets uit
D
5 alinea's

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

een brief/email heeft minimaal
- een inleidende alinea
- een alinea waar je een dieper op het geheel in gaat
- een afsluitende alinea

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een zin beginnen met:
And/But/Because
A
mag best
B
mag niet
C
mag in een informele email
D
mag in een formele email

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het verschil:
formeel vs informeel?

  • Aanhef
  • Taalgebruik
  • Inhoud
  • Afsluiting

Slide 28 - Tekstslide

Vragen worden stapsgewijs beantwoord middels quizvragen
Informal

To start: Hi .....
                  Hey .......
                  Dear ........ (neutral)

To end:  Love
                 Kisses
                Yours
                CU
               All the best ( neutral)
              Best wishes ( neutral)
Formal

To start: Dear Sir/ Madam
                   Dear Mr .....
                   Dear Mrs/ Miss / Ms ........

To end: Yours faithfully
                 Yours sincerely
                 Kind regards ( neutral)
                 Best regards ( neutral)


Dear Tom Brown, > Dear Tom, or Dear Mr Brown, 

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Mind your punctuation!

Slide 30 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen deze 2 zinnen?
Begin je zin met een hoofdletter, eindig met een punt. Schrijf leesbaar.
aandachtspunten schrijfexamen
  • zorg voor goede aanhef/afsluiting
  • interpunctie: hoofdletters, punten, alinea's 
  • gebruik van werkwoordsvormen.
  • woordvolgorde: Wie-doet wat-waar-wanneer. 
  • zorg dat alle gegevens vd opdracht erin staan. 

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies