B1-K1-W5 Les 6

Wat gaan we doen?
- Presentatie FAS Syndroom (groep Marit)
- Quiz kenmerken Syndromen 
- Begeleidingsmethodieken 
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Wat gaan we doen?
- Presentatie FAS Syndroom (groep Marit)
- Quiz kenmerken Syndromen 
- Begeleidingsmethodieken 

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Presentatie FAS Syndroom

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Andere naam voor syndroom van Down
A
Fragiele X syndroom
B
Fragiele Y syndroom
C
Trisomie 21
D
Trisomie 31

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

je kunt een baby met FAS niet herkennen wanneer het net geboren is
A
juist
B
onjuist

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het Prader Willi syndroom is
A
Aangeboren
B
Aangeleerd

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke vier niveau's heb je bij gehandicaptenzorg (in de juiste volgorde)?
A
Licht, matig, zeer ernstig, passief
B
Licht, matig, passief, actief
C
Zeer ernstig, matig ernstig, ernstig en licht
D
Licht, matig, ernstig, zeer ernstig

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Autisme houdt in dat iemand
A
Bovenmatig intelligent is
B
Een verstandelijke beperking heeft
C
De hele dag dezelfde dingen wil doen
D
Problemen heeft met sociale interactie

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Mensen met een lichte verstandelijke beperking hebben vaak een negatief zelfbeeld en faalangst. Hoe komt dit?
A
Andere mensen hebben vaak moeite om hen te begrijpen.
B
In de eerste levensjaren zijn er vaak te hoge eisen gesteld, omdat toen nog niet duidelijk was dat er sprake was van een verstandelijke beperking.
C
Ze hebben een beperkte woordenschat, waardoor ze moeite hebben om te zeggen wat ze willen.
D
In de eerste levensjaren zijn er vaak te lage eisen gesteld waardoor ze zich niet goed ontwikkeld hebben.

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij welk van onderstaande syndromen ligt de oorzaak NIET bij chromosomen?
A
syndroom van down
B
rett syndroom
C
prader-willi syndroom
D
foetaal alcohol syndroom

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij welk syndroom hoort de volgende omschrijving:
Carmen is 25 jaar en woont in een kleinschalige woonvorm in Den Haag met 24-uursbegeleiding. Ze voelt zich daar goed op haar gemak, omdat het een herkenbare en voorspelbare omgeving is. Het kost veel moeite om het gewicht van Carmen goed te houden. Carmen kan de hele dag eten, er is geen rem
A
Down syndroom
B
syndroom van Prader -Willi
C
Rett-syndroom
D
Angelman-syndroom

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Licht verstandelijke beperking
Matig verstandelijke beperking
Ernstig verstandelijke beperking
Ernstig meervoudige beperking
Leren langzaam en moeilijk.
Ontwikkelings leeftijd tussen de 4 en 7 jaar
Zijn vaak bijkomende problemen
Verhoogd risico op gezondheidsproblemen

Slide 11 - Sleepvraag

Welk kenmerk hoort bij welke mate van VB?
• Het IQ bij matige ernstige VB ligt tussen 35 en 50
• Het IQ bij ernstige VB ligt tussen 20 en 35
• Het IQ bij zeer ernstige VB is lager dan 20
• Ter vergelijk: bij lichte VB ligt het IQ tussen 50 en 70
Mensen met een ernstige verstandelijke beperking hebben soms ook nog bijkomende problemen. Onderstaande problemen komen dan het meest voor.
• Motorische stoornissen (bijvoorbeeld spasticiteit).
• Epilepsie.
• Autisme.
• Probleemgedrag (door bijkomende psychische stoornis, maar komt ook voor als gevolg van gebrekkige communicatie).
Mensen met EMB zijn kwetsbaar. Ze hebben een sterk verhoogd risico op gezondheidsproblemen. Denk aan epilepsie, een reflux, slaapstoornissen, slikproblemen en luchtweginfecties.

Van het Prader-Willie syndroom is bekend dat
A
Ze vaak een hoog geboortegewicht hebben
B
Leerproblemen op den duur overgaan
C
Het gepaard gaat met ernstige eetlust
D
Jonge kinderen vaak een ongelukkige indruk maken

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij welk syndroom zijn er 3 i.p.v. 2 chromosomen 21?
Deze kinderen hebben een verstandelijke beperking en vaak hartproblemen
A
Rett syndroom
B
Fragiele X-syndroom
C
Prader Willi syndroom
D
Down syndroom

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

wat is de complete benaming van FAS
A
Fataal alcoholsyndroom
B
fanatiek alcohol syndroom
C
form alcohol syndroom
D
foetaal-alcoholsyndroom

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn gedragskenmerken van mensen met het syndroom van down?
A
Eigenwijs
B
Vriendelijk
C
Koppig
D
Verlegen

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn uiterlijke kenmerken van het syndroom van down?
A
een grote tong
B
ondergewicht
C
lange vingers en tenen
D
krullend haar

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke afwijkingen komen voor bij mensen met het syndroom van down?
A
gehoorafwijking
B
hartafwijking
C
oogafwijking
D
neurologische afwijking

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de oorzaak van het fragiele X syndroom?
A
een fragiel extra stukje op het X chromosoom
B
Een fragiel extra stukje op het Y chromosoom
C
Een tekort aan een X chromosoom
D
Een tekort aan een Y chromosoom

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is juist over het Fragiele X syndroom?
A
Er is meestal sprake van een EVB
B
De ontwikkeling is vertraagd
C
Bij de geboorte heeft het kind een lager gewicht
D
Vaak kleine oren

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Op welk chromosoom ontbreekt er een stukje erfelijke informatie bij PWS?
A
Chromosoom 10
B
Chromosoom 12
C
Chromosoom 15
D
Chromosoom 5

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn kenmerken van PWS?
A
Neiging tot overgewicht
B
Achterblijvende spierkracht en snelheid
C
een LVB
D
Vertraagde spraakontwikkeling

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn kenmerken van het Angelman-syndroom?
A
Hyperactief, druk
B
Epilepsie
C
Een opvallend vrolijk uiterlijk
D
Houterige motoriek

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Begeleidingsmethode is:
Een systematische manier om van een beginsituatie naar een eindsituatie te werken. 

Voorbeelden van methode zijn:
Heijkoop
Geef me de vijf 
EIM Methode
Triple-C



Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Begeleidingsstijl is:
De manier waarop de begeleider zelf met de begeleidingsmethode omgaat.

  • Directieve stijl
  • Overtuigende stijl
  • Participerende stijl
  • Delegerende stijl
 

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een directieve begeleidingsstijl?

Slide 26 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Directieve begeleidingsstijl
  • Instruerende begeleidingsvorm
  • hoog op taakgerichtheid, laag op relatiegerichtheid.
  • Actief, richtinggevend en sterk controlerend optreden. De inbreng van de zorgvrager is niet van belang
  • Het meedenken of mee besluiten van de zorgvrager is niet gewenst. Je moet bij deze begeleidingsstijl veel controle uitvoeren bij de zorgvrager.

  • Voorbeeld: ‘Peter, je gaat nu met je begeleider mee om boodschappen te doen. De vorige keer ben je ook niet mee geweest'.
  • Remt in eigen ideeën in plaats van stimuleren. 


Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een overtuigende begeleidingsstijl?

Slide 28 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Overtuigende stijl
  • Hoge taakgerichtheid en relatiegerichtheid.


  • Je gebruikt jouw positie of autoriteit en je anticipeert op de wil of motivatie van de cliënt om een taak goed uit te voeren.


  • Overtuigen wil zeggen dat je iemand met bewijzen op een andere gedachte brengt. Je probeert bij deze stijl de zorgvrager te betrekken in besluiten die genomen moeten worden, je licht besluiten toe, geeft gelegenheid om vragen te stellen, vraagt om suggesties en controleert vorderingen.


  • Je richt je op doelen en op de relatie met de zorgvrager. Dit doe je door naar gelijkwaardigheid te streven. Je stimuleert de inzet van de zorgvrager, dit doe je door instructies, complimenten en aanmoedigingen. Belangrijk is dat je overtuigend en motiverend bent.
  • Valkuil: Het risico bij het hanteren van deze stijl is dat je gemakkelijk over de grenzen van de zorgvrager heengaat je bent er van overtuigd dat het doel dat je met de zorgvrager voor ogen hebt op dat moment het beste is. cliënten kunnen erg afhankelijk van je worden.

Slide 29 - Tekstslide

Voorbeeld:

Frank is 22 jaar en heeft een LVB. Frank is dol op sporten, elke maandag staat er een activiteit gepland op de afdeling. Verzorgende Emma vraagt: ‘wat gaan we vandaag ondernemen?’. Frank zegt: ‘laten we gaan voetballen’’. Dat is een goed idee zegt Emma. Frank twijfelt of het wel een goed idee is. Emma zegt: ‘ Frank, dat is een goed idee, iedereen houdt hier van voetballen. Tijdens het voetballen raakt Frank snel geïrriteerd.

Wat is een participerende begeleidingsstijl?

Slide 30 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Participerende stijl
  • Hoge score op relatiegerichtheid, minder op taakgerichtheid. 


  • Je legt de nadruk op de relatie, het verrichten van de taak staat nadrukkelijk op de tweede plaats.
  • Bij deze stijl benut je elke gelegenheid om warmte en hartelijkheid in de verhouding te stimuleren en een goede en veilige sfeer te bevorderen en de talenten van iemand zo veel mogelijk te ontwikkelen. Het ontwikkelen van talenten van de zorgvrager bevorder je door de zorgvrager zo veel mogelijk (nieuwe) verantwoordelijkheden te geven.
  • Valkuil: je doet een beroep op inzicht en motivatie, die niet altijd bij cliënten aanwezig is.


Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Participerende stijl
Bij de participerende stijl is het belangrijk om:
- Je betrokkenheid tonen
- Elkaar accepteren zoals je bent
- Oprechte belangstelling hebben
- De zorgvrager en zijn behoefte centraal stellen

Voorbeeld: Ineke ziet dat Jetske te laat aan tafel verschijnt. Ze heeft zich waarschijnlijk verslapen. Ineke denkt: 'Het is pas de eerste keer dat Jetske te laat komt, laat maar even zo'. Ze zegt tegen Jetske: 'Heb je goed geslapen?'


Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een delegerende begeleidingsstijl?

Slide 33 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Delegerende stijl
  • Scoort laag op zowel relatie- als op taakgerichtheid. 
  • staat voor overdragen van een taak. Je legt de verantwoordelijkheid voor de te nemen besluiten, het oplossen van problemen en het verrichten van taken leg je helemaal bij de zorgvrager neer. Je gaat er vanuit dat de zorgvrager hiervoor zelf de verantwoordelijkheid kan dragen en je vertrouwt erop dat de zorgvrager er goed mee om zal gaan.
  • Valkuil: door de aftand die je neemt, heb je ook minder zicht op het proces in hen om het werk Het risico bij deze stijl van begeleiden is dat door de verstandelijke benadering een gevoel van afstandelijkheid en onpersoonlijkheid ontstaat bij de zorgvrager. Het gevolg kan zijn dat je te veel op afstand raakt en het contact met de zorgvrager kwalitatief minder wordt of zelfs verloren gaat.


Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Delegerende stijl
In deze stijl verwijs je naar regels en procedures. De gedachten hierachter is dat je door regels en procedures te benadrukken als het ware vanzelfsprekend gestelde doelen bereikt. Bij deze stijl toon je weinig betrokkenheid zowel voor de relatie als voor de te vervullen taken.


Voorbeeld:
Lise komt naar haar persoonlijke begeleider toe: ‘Gea, ik moet nog een afspraak maken bij de dokter’. Gea reageert: ‘Lise dat kun je prima zelf doen, dat ga ik niet voor je regelen. Daar is een lege gespreksruimte met een telefoon, ga je gang.’

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Alles op een rij: 
Directieve stijl = voorschrijven en zeggen hoe iets moet.

Overtuigende stijl = iemand met bewijzen tot andere gedachten brengen, probeert de client te betrekken in de besluiten.
Participerende stijl = (deelnemen/meedoen) je betrokkenheid tonen, elkaar accepteren zoals je bent, oprechte belangstelling.
Delegerende stijl = overdragen van je taak. Je legt de verantwoordelijkheid voor de te nemen besluiten, het oplossen, geheel bij de ander neer.



Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Begeleidingsmethodieken GHZ
  • Hoe is de methode ontstaan
  • Wat is het doel van de methode
  • Voor welke doelgroep is de
    methode toepasbaar.
  • Wat zijn de belangrijkste stappen
    of acties van deze methode?

Opdracht staat in it's learning! 

Slide 37 - Tekstslide

  • Heijkoop
  • Geef ze de vijf
  • EIM Methode
  • Triple-C