Havo 2 - Lezen Tekstverbanden en signaalwoorden

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Havo 2 - Lezen H2-H3 

Je kunt deze LessonUp zelfstandig doornemen. De LessonUp bevat oefenvragen. 

Lees eerst de theorie van H1-H3 Lezen door en leer de verschillende tekstverbanden en signaalwoorden uit je hoofd.
Door de oefenvragen in LessonUp te maken kun je controleren of je de leerdoelen beheerst. 

Wat moet je leren? 
Je krijgt een so over de tekstverbanden en signaalwoorden (H2+H3). Daarna krijg je een repetitie. De repetitie lezen gaat óók over H1-Hoofd- en bijzaken, kernzinnen. 

Deze LessonUp gaat vooral over tekstverbanden en signaalwoorden. 
Vergeet niet om voor de repetitie te oefenen met hoofdstuk 1. 

Stof uit de brugklas

Bij de repetitie Lezen moet je een tekst lezen en krijg je ook algemene vragen over de tekst. 

Op blz. 236-241 wordt in De Brug Lezen de stof uit de brugklas herhaalt. Daar staan ook nog extra teksten om mee te oefenen. 

De teksten uit deze LessonUp
staan ook in een PDF-bestand  
op ItsLearning. Je kunt de
teksten printen zodat je de oefenvragen

op LessonUp makkelijker kunt maken. 

In een opsommend verband worden dingen achter elkaar opgenoemd. Welke signaalwoorden horen hierbij?

In een tegenstellend verband worden tegenovergestelde zaken genoemd. Welke signaalwoorden horen hierbij?

Een chronologisch verband beschrijft gebeurtenissen in de juiste tijdsvolgorde. Welke signaalwoorden horen hierbij?

vroeger, later, nu, eerst.

daarna, nadat

maar, tegenover, daarentegen

ten eerste, ten tweede, om te beginnen.

toch, echter, 

bovendien, ook (nog), verder

aan de ene kant, aan de andere kant

 vervolgens, terwijl, dadelijk

hoewel, ondanks dat

Welk tekstverband hoort bij de signaalwoorden
zo als, zoals, denk aan?

Bij een concluderend verband wordt een conclusie getrokken uit eerdere informatie in de tekst.
Noem minstens drie signaalwoorden die bij dit verband horen.

Bij een samenvattend verband wordt een verkorte weergave van informatie uit de tekst gegeven.
Noem minstens drie signaalwoorden die bij dit verband horen.

Lees tekst 1: Witte alligator in koffer op vliegveld München  (1/2)

Lees tekst 1: Witte alligator in koffer op vliegveld München  (2/2)

De titel van de tekst is: Duitse douane vindt levende witte alligator in koffer op vliegveld München. 

Welke andere benamingen worden voor de alligator gebruikt in de tekst? 

Welk signaalwoord voor een oorzakelijk verband zie je in alinea 2?

Noem de oorzaak en het gevolg.

Welk tekstverband vind je in de laatste alinea?
Kies uit: tegenstellend verband, concluderend verband, redengevend verband.

Welke tegenovergestelde zaken worden genoemd?

Lees tekst 2: Noorderlicht in korte broek

Lees tekst 2: Noorderlicht in korte broek

Welke drie tekstverbanden vind je in de tekst 2? Noteer ook de bijbehorende signaalwoorden.

Wat is de oorzaak en wat is het gevolg?

Je vindt twee signaalwoorden voor een tegenstellende verband in de tekst.
Noem bij de twee signaalwoorden de tegenstellende zaken.

Lees tekst  3: Serie plofkraken in Duitsland door Nederlanders 

Lees tekst  3: Serie plofkraken in Duitsland door Nederlanders 

In de tekst wordt gesproken over twee Nederlanders die een serie plofkraken hebben gepleegd. Hoe oud zijn de mannen?

Waarom kreeg de 36-jarige man een zwaardere straf?

Herlees de eerste twee alinea's.
Welk signaalwoord zie je?

Welk tekstverband herken je door het signaalwoord 'terwijl'?

Je gaat een betoog lezen van een skileraar. Haar stelling is dat
skiles in de eerste jaren verplicht moet worden.

Je leest de tekst nog niet.
Welke argumenten zou jij zelf kunnen verzinnen voor de stelling?

Lees tekst  4: Skiles

Wat betekent het woord 'objectief'? (alinea 1)

1. eigenwijs
2. zonder oordelen

Wat betekent het woord 'ervaren'? (alinea 4)

1. geoefend
2. beginnend

Wat betekent het woord 'must'? (alinea 6)

1. aanrader
2. eis

Waarom twijfelt de schrijver aan de tips van een ervaren skiër aan beginners?

Welk signaalwoord vind je in regel 20-24?

Welk tekstverband hoort bij dit signaalwoord?

In een opsommend verband worden dingen achter elkaar opgenoemd. Wat wordt in deze tekst achter elkaar opgenoemd door de schrijver?

In regel 29 staat het signaalwoord 'dus'.

Leg uit waarom het signaalwoord 'dus' in deze tekst zorgt voor een concluderend verband.

Wat is de conclusie van de schrijver?

In het slot van de tekst vind je naast een concluderend verband ook een ander tekstverband. Welk tekstverband?

Wat is het doel en wat is het middel?

Lees tekst  5 Beloega in Seine

Lees tekst 5 Beloega in Seine

De tekst gaat over een beloega. Wat is een beloega? Noteer ook waar je je antwoord(en) in de tekst gevonden hebt.

Welke signaalwoorden voor een tegenstellend verband vind je in alinea 5?

Alinea 5 gaat in op de reddingspoging.
Op welke twee 'waarom'-vragen geeft de alinea antwoord?
Formuleer twee vragen en geef ook antwoord op de vragen.

Wat moet je leren? 
Je krijgt een so over de tekstverbanden en signaalwoorden (H2+H3). De repetitie Lezen gaat óók over H1-Hoofd- en bijzaken, kernzinnen. 

Deze LessonUp ging vooral over tekstverbanden en signaalwoorden. 
Vergeet niet om voor de repetitie te oefenen met hoofdstuk 1. 

Stof uit de brugklas

Bij de repetitie Lezen moet je een tekst lezen en krijg je ook algemene vragen over de tekst. 

Op blz. 236-241 wordt in De Brug Lezen de stof uit de brugklas herhaalt. Daar staan ook nog extra teksten om mee te oefenen. 

Deze LessonUp heeft mij geholpen bij het voorbereiden van de so en/of repetitie.

😒🙁😐🙂😃