Examentraining: examentermen 4.1 t/m 4.2.2

1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
MarketingMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
  • Je herkent in bepaalde situaties de marketinginstrumenten. 
  •  Je beoordeelt de onderlinge samenhang van de marketinginstrumenten. 
  • Je benoemt de 4 C's en legt uit wat het verschil is tussen de 5 P's en de overeenkomsten. 
  • Je kent het productbeleid. 

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Benoem de marketinginstrumenten.

Slide 3 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bedrijfsformule

Bedrijfsformule = wat wil een ondernemer met zijn bedrijf.

Hulpmiddel hierbij = 5 marketinginstrumenten = 5 P's

Plaats = waar is het bedrijf gevestigd?

Product = wat wordt er verkocht?

Promotie = hoe wordt er reclame gemaakt?

Personeel = hoeveel en wat voor personeel werkt er onder welke voorwaarden?

Prijs = wat moeten de gasten betalen?

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

4C's
Klant centraal
Producten --> Costumer needs 
Prijs --> Costs
Plaats --> Convenience 
Promotie --> Communication



Slide 6 - Tekstslide

Costumer needs: Welke behoefte heeft de klant. Het gaat om de wensen van de behoefte van klanten. Een klant wil niet alleen het eten in een restaurant maar ook de belevenis erom heen.

Costs: Wat prijzen zijn voor het bedrijf, zijn kosten voor de klanten. Er zitten soms ook kosten verbonden aan het afleveren van producten of om er heen te rijden.

Convenience: Kortweg gemak, wat is het gemakzucht voor de klant. Wat komt het de klant het beste uit. 

Communication: Promotie wordt door het bedrijf zelf gedaan en worden meer mensen bereikt. Met communicatie wordt er vaak een dialoog gehouden tussen de klant en het bedrijf. Zo kunnen de wensen van de klant beter en duidelijker naar voren komen. 

De marketingmix is gericht vanuit de marketeer (het bedrijf).
Waar of niet waar?
A
Waar
B
Niet waar

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht - Fouten in de 5 P's
Bij welk van de 5 P's gaat het hier mis?

Aldi opent een mooie nieuwe winkel in de PC Hooftstraat. De verwachting is dat deze vestiging het erg druk zal krijgen de eerste paar dagen.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Product
Plaats
Prijs
Promotie
bereikbaarheid
verpakking
huismerk
reclame
sponsoring
aanbieding
korting
plaats in rek

Slide 9 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

2 halen 1 betalen is een vorm van:
A
Promotie
B
Convenience
C
Prijs
D
Product

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Peter komt bij de bouwmarkt. Na een goed gesprek ontvangt hij daar goed advies om het dak te isoleren.
A
Costumer needs
B
Plaats
C
Personeel
D
Communication

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een bedrijf biedt standaard maar een artikel aan.
A
Plaats
B
Product
C
Presentatie
D
Promotie

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

P van
PRODUCT

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Productmix

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het fysieke product
Dit is een product wat je vast kan houden en deze heeft dus fysieke/tastbare eigenschappen (gewicht, smaak, geur en afmeting).

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Uitgebreide product:
Dit is een product met niet-tastbare psychologische voordelen. Een service van de producent die het product aantrekkelijker kan maken. Bijv.: alle soorten service, levering, garantie etc.

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het totale product
Deze bestaat uit het uitgebreide product + de eigenschappen + de door de consument daar aan toegekende (emotionele) en afgeleide eigenschappen. Vaak ook symbolische & gevoel Bijv: telefoon maar dan met whatsapp erbij (gebruiksnut, merkimago, status, zelfexpressie).

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Service en garantie
  • Garantie houdt in dat de producent/verkoper ervoor instaat dat het product aan de beloofde eisen. Bijv.: Als je garantie hebt op een product en het gaat kapot binnen de garantie, dan word het verzekerd door het bedrijf.
  • Service is een andere benaming voor dienstverlening. Naast het leveren van het product kunnen ook problemen opgelost worden en klachten behandeld worden. 

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welk element behoort tot de productmix?
A
Distributie
B
Reclame
C
Service

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een autodealer vermeldt in een advertentie het gewicht, de laadruimte en het motorvermogen van een bestelauto.

Van welk soort product is sprake in de advertentie?
A
Een fysiek product
B
Een totaalproduct
C
Een uitgebreid product

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Als een product binnen een vooraf afgesproken termijn kapot gaat, zorgt de fabrikant ervoor dat het kosteloos wordt gerepareerd.

Van welk element van de productmix is dit een beschrijving?
A
Garantie
B
Kwaliteit
C
Service

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Assortiment
  • Breedte: hoeveelheid productgroepen/producten/merken
  • Diepte: aantal verschillende varianten artikelen binnen artikelgroep
  • Hoogte: gemiddelde prijsniveau producten
  • Lengte: hoe groter de voorraad, hoe langer het assortiment
  • Consistentie (artikelen horen bij elkaar): productie-, koop-, consumptieverwantschap


Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Assortimentdimensies
Breedte - breed of smal
Diepte - diep of ondiep
Lengte - lang of kort
Hoogte - laag of hoog
Consistentie - consistent of inconsistentie 

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat wordt bedoeld met het begrip breedte van het assortiment?
A
Het aantal eenheden dat per variatie per artikel in voorraad wordt gehouden
B
Het aantal verschillende artikelgroepen dat wordt gevoerd
C
Het aantal verschillende artikelen dat per groep wordt gevoerd

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij welk voorbeeld is er sprake van productieverwantschap?
A
Een groothandel in tuinmeubels levert tuinstoelen met zitkussens
B
Een melkfabriek verkoopt melk en karnemelk
C
Een groothandel in koffie levert ook koeken voor bij de koffie

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Productieverwantschap
Consumptieverwantschap
Koopverwantschap
brood en koffie
brood en gebak
brood en beleg

Slide 28 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

De aard en mate samenhang van het assortiment noem je ook wel..
A
artikelvariëteit
B
consistentie
C
assortimentsbeleid
D
kernassortiment

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Het aantal varianten binnen een groep noem je de [...] van het assortiment.
A
hoogte
B
diepte
C
breedte
D
lengte

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Als je het aantal artikelen dat een winkel in voorraad heeft aanpast, dan verander je de [...] van het assortiment.
A
diepte
B
hoogte
C
breedte
D
lengte

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waardoor wordt een ondiep assortiment gekenmerkt
A
Artikelen met een lage omzetsnelheid.
B
Artikelen met een lage gemiddelde voorraad
C
Artikelen met weinig productvarianten

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Nog vragen?
Op naar de volgende les!

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies