deskundig begeleiden les 5 (online)

1 / 19
volgende
Slide 1: Video
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Terminale zorg is gericht op:
A
zo lang mogelijk blijven leven
B
kwaliteit van sterven
C
kwaliteit van leven
D
stervensbegeleiding

Slide 2 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

hoe noem je het ondersteunen van clienten tijdens hun laatste levensdagen
A
laatste begeleiding
B
stervensbegeleiding
C
doodsbegeleiding
D
uitgeput

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een hospice?


A
Een instelling die cliënten in hun laatste levensfase zorg en begeleiding biedt.
B
het is een ziekenhuis voor oude en jongere mensen die alzheimer hebben.
C
het zijn cliënten die na een operatie een paar dagen in de hospice overnachten.
D
het is een verblijf voor mensen met een down syndroom

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het hospice
A
daar mag iedere zorgvrager die erg ziek is komen
B
de zorgvrager heeft een levensverwachting van maximaal 3 maanden

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waar denk je aan bij
palliatieve zorg?

Slide 6 - Woordweb

Palliatieve zorg: 
  • Niet de genezing is het doel, maar een zo hoog mogelijke kwaliteit van leven
  • De dood is een normaal, natuurlijk proces dat niet vertraagd of versneld wordt
  • Er is aandacht voor lichamelijke en psychische klachten
  • Is er emotionele ondersteuning voor de zorgvrager en naasten gericht op een zo actief mogelijk leven en om te leren omgaan met de ziekte en de gevoelens van rouw. 
  • Multidisciplinair indien nodig 
Welke onderwerpen vind je lastig ?

Slide 7 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

De palliatieve fase begint vanaf het moment dat blijkt dat genezing niet meer mogelijk is en loopt tot aan het overlijden.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn de meest kenmerkende problemen in de palliatieve fase?
A
hyperactiviteit, veel praten, dorstgevoel
B
vermoeidheid, dorstgevoel, honger
C
honger, diaree
D
houdingsproblemen in bed, slaapproblemen, dorst, vermoeidheid, benauwdheid,delier

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het is belangrijk dat jij als verzorgende de fasen van het stervensproces kunt onderscheiden zodat je weet in welke fase de stervende zich bevindt en je weet wat de volgende fase is.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 10 - Quizvraag

Onjuist
Kan gemixt voorkomen

Mondzorg:
A
minstens 1 keer per dag 's avonds
B
minstens 1 keer per dag 's ochtends
C
minstens 2 keer per dag
D
niet meer nodig in de palliatieve fase

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is waar?
1.De houding in bed tijdens het stervensproces is vaak dezelfde als de vertrouwde slaaphouding van de client.
2. Veel clienten liggen graag op hun buik in de palliatieve fase.
A
1 is waar, 2 is waar
B
1 is waar, 2 is niet waar
C
1 is niet waar, 2 is waar
D
1 is niet waar, 2 is niet waar

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer gaat de palliatieve fase in bij een zorgvrager?
A
Als de zorgvrager ongeneeslijk ziek is
B
Als de zorgvrager binnen een jaar komt te overlijden
C
Als een zorgvrager binnen drie maanden komt te overlijden

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

0

Slide 14 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer start de palliatieve fase?
A
3 jaar van te voren
B
in de laatste levensmaand
C
Geen start
D
Palliatieve fase start al bij de diagnose chronisch ziek

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de functie van rouwen?
A
nadenken over eigen gezondheid
B
afhandelen van praktische zaken
C
verwerken van verlies
D
evalueren van de behandeling

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is geen type rouwreactie?
A
emotioneel
B
lichamelijk
C
gedragsmatig
D
cognitief

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de meest voorkomende volgorde van rouwverwerking?
A
Ontkenning, woede, onderhandelen, verdriet, aanvaarding
B
Ontkenning, verdriet, aanvaarden, onderhandelen, woede
C
Verdriet, woede, ontkenning, onderhandelen, aanvaarden
D
Verdriet, ontkenning, woede, aanvaarding, onderhandelen

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

vragen/ onderwerpen gastdocent

Slide 19 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies