Exponentiele verbanden

Exponentiële verbanden
Welkom
14m
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Exponentiële verbanden
Welkom
14m

Slide 1 - Tekstslide

2.3: Exponentiële verbanden
Hoe zou je aan een formule kunnen zien of er een exponentieel verband is?

Exponentiele formule: aantal = begingetal x groeifactortijd
aantal = N                 begingetal = b
groeifactor = g         tijd = t
N = b . gt

Slide 2 - Tekstslide

Exponentiële formules maken 
Schrijf de formule op die hoort
bij de tabel hiernaast.



Stap 1: Het begin getal is 5.
Stap 2: De groeifactor is 3. Want 15 : 5 = 3 en 45 : 15 = 3 en 135 : 45 = 3 enz.
Stap 3: De formule is dus:   A = 5 x 3t  

Slide 3 - Tekstslide

Oefenen
Schrijf de formule die bij de tabel hoort.

Slide 4 - Tekstslide

Exponentiële toename
Jan richt een nieuwe voetbalclub op en begint met 30 leden. Vervolgens neemt het aantal leden ieder jaar exponentieel toe.
Daar hoort de volgende formule bij:
A = 30 x 2,5t     A = Aantal leden      t = tijd in jaren
Hoe groot is de toename in het 6e jaar?
Het aantal leden na 6 jaar = 30 x 2,5⁶ = 7324 (afgerond)
Het aantal leden na 5 jaar = 30 x 2,5⁵ = 2930 (afgerond)
Dus de toename in het 6e jaar = 7324 - 2930 = 4394 leden 

Slide 5 - Tekstslide

Van % naar groeifactor
  • Rente is 3,5% - Het bedrag is 100%                      
  • Na 1 jaar heb je 103,5%. (100% +3,5%)
  • Groeifactor is 103,5 : 100 = 1,035


  • Aantal panda's neemt 8,5% per jaar af. Beginaantal = 100%
  • Na 1 jaar zijn er 91,5% (100% - 8,5%)
  • Groeifactor is 91,5 : 100 = 0,915 (LET OP: 3 decimalen!)

Slide 6 - Tekstslide

Welke groeifactoren horen er bij een groei van 5%, 12%, 0,6%
en een afname van 10% en 0,2%

Slide 7 - Open vraag

vb. Expon. toename/afname en procenten. 
Voorbeeldopgave 1:
Het ledenaantal van NSC neemt vanaf 2018 ieder jaar af met 3%. In 2018 heeft NSC 681 leden. Hoeveel leden heeft NSC in 2026?
Voorbeeldopgave 2:
Je zet 1000 euro op een spaarrekening en per jaar krijg je 
4,5 % rente.  Hoeveel staat er na 10 jaar op je rekening als je geen geld van je rekening afhaalt?

Slide 8 - Tekstslide

Uitwerking
Opgave 2:
Groeifactor = 100 - 3 = 97% = 0,97
t = 2026 - 2018 = 8 jaar
Dus: 681 x 0,978 = 534 leden. 
Opgave 1:
Groeifactor = 100 + 4,5 = 104,5% is 1,045
Dus 1000 x 1,04510 = 1552,97 Euro

Slide 9 - Tekstslide

Van groeifactor naar %
  • Groeifactor is 1,035
  • Na 1 jaar heb je 1,035 x 100% = 103,5%
  • Rente is 103,5% - 100% = 3,5%

  • Groeifacor is 0,915
  • Na 1 jaar heb je 0,915 x 100% = 91,5%
  • Percentage is 100% - 91,5% = 8,5%

Slide 10 - Tekstslide

Extra oefening :
Je zet 1500 euro op een spaarrekening en per jaar krijg je 3,2 % rente. Hoeveel staat er na 5 jaar op je rekening?

Slide 11 - Open vraag

Extra oefening:
Max heeft 164 vissen.
Per maand sterft 2 % van de vissen.
Hoeveel vissen heeft Max na 6 maanden nog over?
A
164 : 1,02^6 = 145
B
164 x 1,02^6 = 145
C
164 : 0,98^6 = 145
D
164 x 0,98^6 =145

Slide 12 - Quizvraag

Wat is de groeifactor bij 14% daling?

Slide 13 - Open vraag

Verdubbelingstijd   
Jan richt een nieuwe sportclub op en begint met 30 leden. Vervolgens neemt het aantal leden ieder jaar exponentieel toe. 
Daar hoort de volgende formule bij:
A = 30 x 1,25t                A = Aantal leden       t = tijd in jaren
Na hoeveel jaar is het aantal leden verdubbeld? 
Dus wanneer ongeveer 60 leden? UITPROBEREN MET INKLEMMEN!

30 x 1,253 = 59 leden (afgerond). Nog niet verdubbeld!

30 x 1,254 = 73 leden (afgerond) Dus na 4 jaar is het aantal leden verdubbeld.

Slide 14 - Tekstslide

Inklemmen

John richt een nieuwe dansclub op en begint met 30 leden. Vervolgens neemt het aantal leden ieder jaar exponentieel toe. 

Daar hoort de volgende formule bij:

A = 30 x 1,25t                                  A = Aantal leden             t = tijd in jaren


Na hoeveel jaar zijn er meer dan 60 leden?

30 x 1,253 = 59 leden (1 punt)                   30 x 1,254 = 73 leden (1 punt) 
Dus na 4 jaar is het aantal leden verdubbeld (1 punt).



Slide 15 - Tekstslide

Halveringstijd
Mario bakt een grote pizza van 50 kg. Elke dag eet hij 10 % op van wat van de pizza over is. Daar hoort de volgende formule bij:
G = 50 x 0,90t           G = Gewicht in kg                  t = tijd in dagen
Na hoeveel dagen is het gewicht van de pizza gehalveerd?  
Dus wanneer is het gewicht ongeveer 25 kg? UITPROBEREN MET INKLEMMEN!
50 x 0,906 = 26,6 kg (afgerond)
50 x 0,907 = 23,9 kg (afgerond)  
Dus na 7 dagen is het gewicht van de pizza gehalveerd.

Slide 16 - Tekstslide

Maken
Opdarchten uit 2.3 en 2.4
Zie studiewijzer

Slide 17 - Tekstslide