V1 brandon veut un chien
1 / 48
Lesduur is: 40 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Video
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Le chien de Jake.
A
Jake wil een hond
B
De hond die Jake heet.
C
De hond van Jake.
D
Jake is een hond.
Slide 10 - Quizvraag
Son amie =
A
mijn vriendin
B
zijn, haar vriend
C
mijn vriend
D
zijn, haar vriendin
Slide 11 - Quizvraag
veut =
A
wil
B
ziet
C
leest
D
gaat
Slide 12 - Quizvraag
comme =
A
kom hier
B
zoals
C
komma
D
hond
Slide 13 - Quizvraag
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Tekstslide
Il voit un chien noir ...
A
Hij wil een zwarte hond
B
Hij wil geen zwarte hond
C
Hij ziet een zwarte hond
D
Hij ziet geen zwarte hond.
Slide 16 - Quizvraag
Les hamsters ne sont pas intelligents.
A
De hamsters zijn niet intelligent.
B
De hamsters zijn intelligent.
C
Intelligente hamsters bestaan niet.
D
Jake vindt hamsters niet intelligent.
Slide 17 - Quizvraag
Slide 18 - Tekstslide
Slide 19 - Tekstslide
Slide 20 - Video
Brandon veut un grand chien ou un petit chien?
A
petit
B
grand
C
grand et petit
D
petit et intelligent.
Slide 21 - Quizvraag
Brandon ne veut pas un ....
A
grand chat
B
grand chien
C
petit chien
D
petit chat
Slide 22 - Quizvraag
Dans le parc il voit beaucoup de ...
A
chats
B
chiens
C
garçons
D
garçons
Slide 23 - Quizvraag
Sa soeur a un ...
A
rat
B
hamster
C
chat
D
petit chien
Slide 24 - Quizvraag
Brandon veut un chien comme...
A
Mozart
B
Madonna
C
Byoncé
D
Beethoven
Slide 25 - Quizvraag
Slide 26 - Tekstslide
Slide 27 - Link
Slide 28 - Link
Brandon aim...
A
aimer
B
aimes
C
aime
D
aim
Slide 29 - Quizvraag
Tu aim.... Beethoven?
A
aimes
B
aime
C
amie
D
aimons
Slide 30 - Quizvraag
J'aime Beethoven:
A
ik zie Beethoven
B
Ik houd van Beethoven
C
Ik heb een hekel aan Beethoven.
D
Ik speel met Beethoven.
Slide 31 - Quizvraag
Brandon et Jake regard.... les chiens dans le parc.
A
regarde
B
regardent
C
regarder
D
regardé
Slide 32 - Quizvraag
regarder = het hele werkwoord en betekent:
A
kijken naar
B
geven
C
willen
D
kopen
Slide 33 - Quizvraag
Le cours (begint)
A
commencer
B
commençons
C
commence
D
commenc
Slide 34 - Quizvraag
La classe
A
de klas
B
klasse!
Slide 35 - Quizvraag
le prof
A
de leraar
B
de professor
Slide 36 - Quizvraag
le sac à dos
A
de zak
B
de rugtas
C
twee tassen
D
de aktetas
Slide 37 - Quizvraag
le garçon
A
de jongen
B
het meisje
Slide 38 - Quizvraag
les affaires
A
de liefdesaffaires
B
de spullen
Slide 39 - Quizvraag
la cinquième
A
de vijfde klas
B
de eerste klas
C
de tweede klas
Slide 40 - Quizvraag
la matière
A
de materie
B
de materiële behoefte
C
het schoolvak
D
de spullen
Slide 41 - Quizvraag
le collège
A
het college
B
de onderbouw
C
de bovenbouw
D
de universiteit
Slide 42 - Quizvraag
A deux heures
A
Tot twee uur
B
Om twee uur
C
Nog twee uur
D
al twee uur
Slide 43 - Quizvraag
Dans deux heures
A
Over twee uur
B
twee uur geleden
C
om twee uur
Slide 44 - Quizvraag
Il est 11 heures
A
Om 11 uur
B
het is 11 uur
Slide 45 - Quizvraag
Et toi?
A
toi toi toi
B
en jij?
C
wat nu?
D
hoezo?
Slide 46 - Quizvraag
Ma matière préférée
A
mijn belangrijkste vak
B
mijn moeilijkste vak
C
mijn stomste vak
D
mijn lievelingsvak
Slide 47 - Quizvraag
tu aimes quelle matière?
A
Welk vak vind jij leuk?
B
Welk vak vind je niet leuk?
C
welk vak heb je nu?
