criminaliteit mask 1/9

Waar denk jij aan bij criminaliteit?
1 / 128
volgende
Slide 1: Woordweb
MaatschappijleerMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 128 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Waar denk jij aan bij criminaliteit?

Slide 1 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Geef een voorbeeld van asociaalgedrag

Slide 2 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Normen zijn regels over hoe mensen zich ten opzichte van
elkaar horen te gedragen.

Waarden zijn principes of uitgangspunten die mensen
belangrijk vinden in het leven.
Ongeschreven regels zijn normen voor goed gedrag die
nergens op papier staan.

Geschreven regels zijn regels die in reglementen of wetten staan.
Wat is crimineel gedrag

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De meest volledige omschrijving van het begrip criminaliteit is: alle gedragingen die door de wet strafbaar gesteld worden.

Als je een wet overtreedt, pleeg je een strafbaar feit,
ook wel delict genoemd.

De meeste strafbare feiten staan beschreven in het 
Wetboek van Strafrecht.

Wat is crimineel gedrag

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Omdat de samenleving voortdurend verandert, veranderen ook onze ideeën over wat wel of niet strafbaar moet zijn.

Crimineel gedrag is dus tijdgebonden, maar ook plaatsgebonden.

Wat is crimineel gedrag

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2.1 Groepsvorming

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tijd- en plaats
Ideeën over criminaliteit zijn niet altijd en overal hetzelfde:
- Tijdgebonden: bijv. god beledigen was vroeger strafbaar
- Plaatsgebonden: in België mag je het hele jaar vuurwerk kopen, hier maar beperkt tot 29, 30 en 31 december.

Risicofactoren voor criminaliteit: onveilige opvoeding, groepsgedrag, alcohol/drugs, spijbelen/schooluitval, biologische factoren (geldt lang niet voor alle gevallen)

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een overtreding is een lichte schending van de wet.
Een misdrijf is een zware schending van de wet.

Voor een misdrijf word je zwaarder gestraft dan voor een overtreding.

Voor een overtreding gelden lagere maximumstraffen dan voor misdrijven.

Soorten criminaliteit

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voor misdrijven gelden zwaardere vrijheidsstraffen.

Voor diefstal geldt een maximumstraf van vier jaar.

Voor moord kan de straf oplopen tot dertig jaar 
of levenslang.
  
Soorten criminaliteit

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voor een misdrijf krijg je een strafblad, voor een overtreding meestal niet.

Bij een misdrijf zijn ook een poging tot en medeplichtigheid strafbaar.

Soorten criminaliteit

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Misdrijven kun je ook weer verdelen:

Zware criminaliteit: Ernstige vormen van criminaliteit.
Onder zware criminaliteit valt ook de georganiseerde misdaad.

Veelvoorkomende criminaliteit: De minder ernstige misdrijven.
Minder ingrijpend maar is voor een samenleving erg hinderlijk.
Soorten criminaliteit

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

4 kenmerken veelvoorkomende criminaliteit 
  • strafbare gedragingen die veel     voorkomen 
  • het veroorzaakt veel schade
  • het zijn hinderlijke gedragingen 
  • de gedragingen bevorderen het gevoel   van onveiligheid

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

gevolgen 
materiële schade
- kosten voor slachtoffer
- doorberekende kosten consument 
(bv. premies)
- kosten preventie  
(politie, beveiliging) 

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gevolgen 
immateriële schade: 
  • Angst & onveiligheid
  • Morele verontwaardiging
  • Normvervaging
  • Daling vertrouwen in overheid
  • Bedreiging vd rechtsstaat (eigenrichting)  

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welk begrip past het beste bij de bron?
A
Eigenrichting
B
Normvervaging
C
Angst & onveiligheid
D
Morele verontwaardiging

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk begrip past het beste bij de bron?
A
Materiele schade
B
Immateriële schade

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slapeloze nachten
Criminaliteit veroorzaakt veel schade bij burgers. We onderscheiden twee soorten schade:
  • Materiële schade schade die je kunt berekenen in geld  
  • Niet-materiële schade: gevolgen die je niet in geld kunt uitdrukken  
Je kan een voorbeeld noemen van materiële schade en een voorbeeld van niet-materiële schade noemen.

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Overtreding of misdrijf

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Overtreding of misdrijf?
A
Overtreding
B
Misdrijf

Slide 19 - Quizvraag

Je ziet hier een test voor een scooter. Als deze is opgevoerd (dus harder kan rijden dan is toegestaan) wordt dat gezien als een licht vergrijp. Je begaat dus een overtreding en kan een boete krijgen.
Overtreding of misdrijf?
A
Overtreding
B
Misdrijf

Slide 20 - Quizvraag

Je ziet een jongen op de fiets met zijn telefoon in de aanslag. Dat is sinds 1 juli 2019 verboden bij de wet. Aangezien het een licht vergrijp is wordt het gezien als een overtreding. Je krijgt een boete van 95 euro.
Overtreding of misdrijf?
A
Overtreding
B
Misdrijf

Slide 21 - Quizvraag

Dit is een foto van de avondklok rellen (2021) in Eindhoven. Jongeren vernielen hier vele spullen en gooien stenen naar de politie. Dat is een misdrijf.
Overtreding of misdrijf?
Mobiel bellen tijdens het rijden (170,-)
A
Overtreding
B
Misdrijf

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Overtreding of misdrijf?
A
Overtreding
B
Misdrijf

Slide 23 - Quizvraag

Je ziet hier iemand iets stelen. Stelen is een misdrijf.

 Misdrijf of overtreding?
A
Misdrijf
B
Overtreding

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe lang kun je in Nederland vastzitten?

Slide 25 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Benoem het verschil tussen materiële en immateriële schade

Slide 26 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Een voorbeeld van niet-materiële schade is:
A
's avonds niet alleen over straat durven.
B
een beschadigde fiets
C
een opengebroken auto.
D
een extra slot op de achterdeur.

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een voorbeeld van materiële schade is
A
Niet meer kunnen slapen nadat er ooit ingebroken is
B
Bang zijn om overvallen te worden en al je spullen kwijt te raken
C
De diefstal van een vaas die je van je oma hebt gekregen
D
Pijn aan je been na een ongeluk

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn voorbeelden niet-materiële schade?
A
Fiets is gestolen, nu moet je lopend
B
Slapeloze nachten na een inbraak
C
Drie weken ziek thuis zitten , nadat je bent mishandeld
D
Bang om alleen over straat te gaan na dat je bent beroofd

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Materiele of niet-materiele schade
Door de inbraak is de ruit kapot, die moet gemaakt worden voor
€100.
A
materiele schade
B
niet-materiele schade

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies



Welke leeftijdsgroep pleegt de meeste veelvoorkomende criminaliteit?
A
14 tot 18 jaar
B
15 tot 21 jaar
C
16 tot 23 jaar
D
18 tot 30 jaar

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een "strafblad"?
A
Een document waarin alle straffen beschreven staan
B
Een document waarin alle misdrijven staan
C
Een document met de uitleg over welke straf je kan krijgen.
D
Een document waarin staat waarvoor iemand is veroordeelt door de rechter en welke straf hij heeft gekregen

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Als je onderzoek doet naar hoeveel mensen door rood fietsen, welk onderzoek kun je dan het best gebruiken?
A
politiestatistieken
B
slachtofferonderzoek
C
daderonderzoek

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Zijn politiestatistieken helemaal volledig?
A
Ja
B
Nee

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke risico-factoren ken je nog?

Slide 35 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Risico factoren
Factoren die de kans op crimineel gedrag vergroten:

- Psychische en gedragsproblemen hebben (aangeboren eigenschappen) 
- Slechte opvoeding gehad
- Alcohol en drugsgebruik
- Groepsgedrag - groepsdruk 

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Beschermende factoren
-> verkleinen de kans op crimineel gedrag
1. Werk en onderwijs: doel in het leven + minder tijd voor criminaliteit
2. Relatie: Stabiliteit en focus
3. Gezin: opgevoed met normen en waarden -> sneller nee tegen criminaliteit
4. Sociale vaardigheden: Sneller een baan/relatie


Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Recidive
Recidivist = persoon die steeds opnieuw strafbare feiten pleegt
Aantekening voor het examen

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3.2 Theorieën over criminaliteit

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht
Uitleg theorieën over criminaliteit.

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Theorieën over criminaliteit
Aangeleerd gedragstheorie
Fout gedrag' overnemen van 'Foute vrienden'. Bijvoorbeeld: Stelen in een winkel
Anomietheorie
Crimineel worden om dure spullen aan te schaffen zoals merkkleding of dure horloges. Patseraanpak: Mensen die niet kunnen verklaren hoe ze aan dure spullen komen
Bindingstheorie
Bindingen tussen jij en je ouders of vrienden zorgen ervoor dat je geen criminele dingen doet. Je wilt bijvoorbeeld je ouders niet teleurstellen.
Rationele keuze theorie
Wat levert het mij op? Gelegenheid maakt de dief
Etikettentheorie
Sommige groepen krijgen van de maatschappij het ‘etiket’ crimineel opgeplakt. Volgens de etikettentheorie gaan mensen uit deze groepen zich naar dit etiket
gedragen.
Neutraliseringstheorie
Iedereen heeft een innerlijke stem die zegt: ‘Dit hoor je niet te doen’.
Maar als je in een groep op stap bent, schakel je die stem uit.

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1

Slide 42 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Wat vind jij:
ben je schuldig als je mee gaat en niks doet?
Wat vind jij: 
ben je schuldig als je mee gaat en niks doet?
Ja
Nee

Slide 43 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Gelegenheid maakt de dief

(theorie?)
A
Rationele-keuzetheorie
B
Bindingstheorie

Slide 44 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Situatie: Pim heeft heel veel moeite om zich te beheersen en wordt snel agressief. Vorige week heeft hij een winkeloverval gepleegd. 

Slide 45 - Tekstslide

In de volgende slide komt er een vraag over deze situatie. 



Welke risicofactor komt in de situatie
met Pim het meest naar voren?
Welke risicofactor komt in de situatie met Pim het meest naar voren?
A
Psychische problemen of gedragsproblemen
B
Een onveilige opvoeding
C
Problematisch drank- of drugsgebruik
D
Foute vrienden of groepsdruk

Slide 46 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Situatie: Maaike wordt vaak uitgescholden voor asociaal. Ze vindt dat ze zich daar maar naar moet gedragen.
Bij welke theorie hoort deze situatie?
Situatie: Maaike wordt vaak uitgescholden voor asociaal. Ze vindt dat ze zich daar maar naar moet gedragen.      
Bij welke theorie hoort deze situatie?
A
Etikettentheorie
B
Bindingstheorie
C
Neutraliseringstheorie
D
Anomietheorie

Slide 47 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Situatie: Timo heeft geen
goede relatie met zijn ouders, daarom is hij 's avonds
veel alleen buiten en is hij
crimineel gedrag gaan vertonen.
Situatie: Timo heeft geen goede relatie met zijn ouders. Daarom is hij 's avonds veel alleen buiten en is hij crimineel gedrag gaan vertonen. 
A
Anomietheorie
B
Aangeleerd-gedragtheorie
C
Rationele-keuze-theorie
D
Bindingstheorie

Slide 48 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij de rationale-keuze theorie gaat het om een afweging over hoe groot de pakkans is
A
Waar
B
Niet waar

Slide 49 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Media
De media hebben invloed op hoe wij over criminaliteit denken:
De media berichten veel over criminaliteit omdat mensen het graag lezen/horen. Dit wordt vaak op een sensationele manier gedaan (zodat de media meer kijkers/lezers krijgen)
Door de media kunnen er stereotypen ontstaan. 
De media hebben dus een grote invloed op de beeldvorming en daarmee ook op de publieke opinie. 

Slide 50 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe wordt criminaliteit gemeten?
  • Politiestatistieken
  • Slachtofferonderzoek
  • Daderonderzoek
  • De Veiligheidsmonitor

Slide 51 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

politiestatistieken
De politie registreert alle misdrijven die door de burgers zijn aangegeven of door de politie zijn ontdekt. We noemen dit dan de geregistreerde criminaliteit.
De cijfers kloppen niet helemaal omdat:

- Sommige delicten worden natuurlijk niet ontdekt (minder zichtbaar, er is geen slachtoffer of men doet geen aangifte).
- De aangiftebereidheid verschilt per misdrijf 
- selectieve opsporing heeft ook invloed

Slide 52 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slachtofferonderzoek
De overheid doet jaarlijks onderzoek onder burgers om te kijken of de ooit slachtoffer zijn geweest van een misdrijf. Deze onderzoeken heten slachtofferenquetes. Hierdoor komen misdrijven aan het licht die nooit zijn aangegeven (bijvoorbeeld fietsendiefstal).
Nadelen:
- Slachtoffers durven (anoniem) niet te vertellen wat ze is overkomen.
- Slachtofferloze criminaliteit zoals milieucriminaliteit of vernielingen van openbaar bezit komen niet naar boven.

Slide 53 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Daderonderzoek
Daders kunnen ook een enquete krijgen waarin zij kunnen aangeven of zij meer strafbare feiten hebben gepleegd. Op deze manier kunnen onontdekte delicten aan het licht komen.
Nadelen:
- daders kunnen liegen, ze zullen sneller iets ontkennen.

Slide 54 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Elke 2 jaar wordt via een enquête aan burgers gevraagd hoe veilig ze zich voelen. Er wordt gevraagd of :
  • of burgers respectloos en/of overlast-gevend gedrag hebben ervaren 
  • hoe burgers het werk van politie ervaren 

Slide 55 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

wetboek van strafrecht
In het wetboek van strafrecht staan strafbare feiten omschreven zoals mishandeling, moord, fraude, diefstal etc. 

Er zijn ook andere wetboeken voor andere misdrijven zoals 
  • Wegenverkeerswet 
  • Opiumwet (drugs) 
  • Wet wapens en munitie 

Slide 56 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Nederland is een rechtsstaat

Slide 57 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat moet je weten?
  1. Wat is een rechtsstaat?
  2. Hoe wordt de macht van de overheid beperkt?
  3. Wat zijn de problemen van onze rechtsstaat? 

Slide 58 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een rechtsstaat? 


Een rechtsstaat is een land waar de rechten en plichten van de burgers en van de overheid zijn vastgelegd.

In een rechtsstaat heeft een burger rechten en plichten. 
Rechten > wat je mag doen of waar je recht op hebt
Plichten > wat je moet doen (bijvoorbeeld naar school, belasting betalen) 
1. Nederland is een rechtsstaat. Waaruit blijkt dit? 

Slide 59 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Rechtshandhaving
Rechtsbescherming

Slide 60 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het handhaven van de rechtsorde.

Bescherming tegen een te grote overheidsmacht en tegen willekeur van de overheid. 
Rechtshandhaving
Rechtsbescherming 

Slide 61 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Dilemma
rechtsbescherming en rechtshandhaving 
Rechtsbescherming = burgers moeten beschermd worden tegen teveel macht van de overheid. Bijvoorbeeld: recht op privacy moet beschermd worden. 
Rechtshandhaving = de overheid moet de rechtsorde bewaken. Mensen oppakken die de wet overtreden. Hoever mogen ze hiervoor gaan? Denk aan telefoons hacken? 

Slide 62 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

grenzen aan rechtsbescherming en rechtshandhaving 
Bijvoorbeeld 
Via identificatieplicht kunnen agenten controleren of een verdachte de juiste gegevens geeft (rechtshandhaving) maar de politie mag je niet zomaar om je ID vragen. Ze moeten wel een geldige reden hebben (rechtsbescherming

Slide 63 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een rechtsstaat? 
Kenmerken  een rechtsstaat:
  1. Er is een grondwet waarin de rechten en plichten van burgers  staan beschreven.
  2. De grondrechten staan beschreven, dit zijn de belangrijkste rechten die in onze samenleving gelden. Artikel 1 is het belangrijkste grondrecht. 
  3.  Alle burgers worden beschermd tegen te grote overheidsmacht en willekeur. Dit heet rechtsbescherming. 
    Legaliteitsbeginsel: Iedere handeling van de overheid moet gebaseerd zijn op een wet
  4. Een rechtsstaat kent een onafhankelijke rechterlijke macht. Een rechter kan dus ook beslissingen tégen de overheid of een bestuurder nemen.

Slide 64 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Scheiding van machten 

Slide 65 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Trias Politica
(scheiding der machten)











Slide 66 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Trias Politica (scheiding der machten)
Macht
Persoon/groep
Taken
Wetgevende
Parlement (1e en 2e Kamer /Regering
Maakt wetten
Uitvoerende
Ministers
Politie
OM
Uitvoering en naleving van wetten
Rechterlijke
Rechters
Rechtspreken bij rechtszaken.

Slide 67 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Knelpunten in onze rechtsstaat
De overheid in een rechtsstaat moet de orde handhaven (rechtshandhaving), maar heeft ook de taak om onze rechten te beschermen (rechtsbescherming). Soms botsen deze taken met elkaar. 

Dan besluit een minister bijvoorbeeld tot veiligheidsmaatregelen waarmee tegelijkertijd de rechten van de burgers worden aangetast. Veiligheid en privacy kunnen dus met elkaar botsen, maar ook bijvoorbeeld vrijheid van meningsuiting en het discriminatieverbod. 

Het dilemma van de rechtsstaat gaat over deze spanning tussen rechtshandhaving en rechtsbescherming. 

Slide 68 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De belangrijkste rechten van de verdachte zijn als volgt: 

  1. Je bent pas schuldig als de rechter dit heeft vastgesteld. 
  2. Het recht om te weten waarvan je wordt verdacht. 
  3. Recht op rechtsbijstand (+ evt. recht op een tolk)
  4. Recht om te zwijgen
  5. Je mag maar een x aantal uren vastgehouden worden (max. 9 uur).
  6. Je mag in hoger beroep gaan. 
  7. Misdrijven + overtredingen kunnen verjaren
Kunnen deze rechten ook nadelen hebben?
 de rechten van de verdachte

Slide 69 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Rechten van het slachtoffer
• Het slachtoffer kan via de officier van justitie vragen om schadevergoeding.

• Slachtoffers hebben spreekrecht: het recht van een
slachtoffer van een ernstig misdrijf om tijdens de rechtszitting te spreken.

• Verder hebben slachtoffers recht op slachtofferhulp.

• Slachtoffers hebben recht op informatie.

Rechten van een slachtoffer

Slide 70 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Criminaliteit
4.3 Knelpunten in onze rechtsstaat 

Slide 71 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Knelpunten in onze rechtsstaat
  • Het dilemma van de rechtsstaat: welke taak is belangrijker?
  • Ongelijke behandeling: Er is geen rechtsgelijkheid, er is sprake van klassenjustitie 
  • Botsende grondrechten

Slide 72 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ongelijke behandeling - rechtsongelijkheid
Klassenjustitie: mensen uit hogere klassen worden bevoorrecht boven mensen uit lagere klassen. Klassenjustitie vindt plaats bij opsporing, vervolging en berechting.


Slide 73 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ongelijke behandeling
Klassenjustitie: mensen uit verschillende sociale klassen en uit verschillende etnische groepen worden verschillend behandeld. Oorzaken:
  • Vooroordelen
  • Grotere pakkans
  • Zwaardere straffen
  • Gebrek aan kennis over culturen
  • Niet weten wat je rechten zijn
Aantekening voor het examen

Slide 74 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Botsende grondrechten

Artikel 7. Vrijheid van meningsuiting  
vs. 
Artikel 1. Verbod op discriminatie

Slide 75 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

botsende grondrechten
Botsende grondrechten zorgen voor problemen, want het ene grondrecht is niet belangrijker dan het andere grondrecht. 
Voorbeelden van botsende grondrechten:
verbod op discriminatie <-> vrijheid van meningsuiting
recht op privacy <-> persvrijheid
het recht op bescherming door de overheid <-> recht op privacy

Slide 76 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aantekening 
Knelpunten in onze rechtsstaat:
  • Veiligheid en privacy: Overheid zorgt voor onze veiligheid. (bijv. terrorisme bestrijden maar mogen ze dan ook in jouw computer kijken?)
  • Ongelijke behandeling: Klassenjustitie = mensen met een hogere maatschappelijke positie worden anders (beter) behandeld dan mensen met een lagere maatschappelijke positie --> zij worden eerder gepakt & zwaarder gestraft. 
  • Botsende grondrechten :  Niet discrimineren tegenover recht op vrijheid van meningsuiting. 

Slide 77 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Uitgangspunten strafrecht
  • Je kan alleen worden gestraft voor iets dat volgens de wet strafbaar is. Wet bepaalt ook de maximum straf.
  • Er wordt rekening gehouden met de ernst van het delict. 
  • De rechter kijkt altijd naar de situatie/ noodweer
  • De rechter moet rekening houden met de achtergrond en de persoonlijke eigenschappen van de dader.  
  • De rechter houdt rekening met de leeftijd van de verdacht. 

Slide 78 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Jeugdstrafrecht
Kinderen tot 12 jaar kunnen helemaal niet gestraft worden.
 12 tot 18 jaar jeugdstrafrecht 

PIJ-maatregel (Plaatsing in een inrichting voor Jeugdigen, later TBS
Jongeren 16-23 jaar kunnen veroordee,d worden als minderjarige of als volwassenen

Slide 79 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Jeugdstrafrecht 
12-18 jaar

Slide 80 - Tekstslide

Leg de trap uit: Politie- Halt- Justitie.
Volgende sheet: wat moet je dan doen als je bij Halt komt? --> Filmpje
Criminaliteit
6. Van politie naar officier 

Slide 81 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
  1.  Je kunt uitleggen wat de taken van de politie zijn (R)
  2. Je kunt uitleggen wat de bevoegdheden van de politie zijn (R)
  3. Je kunt uitleggen welke rol de officier van justitie in het strafproces speelt (I)

Slide 82 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Taken van de politie
  1. Handhaven van de openbare orde: optreden bij demonstraties.
  2. Hulpverlening: verkeersongevallen, verdwaald kind
  3. Opsporing: strafbaar feit onderzoeken
  4. Preventie: voorkomen door bijv. surveillance 
  5. Dienstverlening: advies geven
  6. Opstellen proces-verbaal: verslag van het politieonderzoek

Slide 83 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bevoegdheden van de politie
  1. Iemand staande houden: iemand laten stilstaan, persoonlijlke gegevens controleren
  2. Bekeuring geven.
  3. Iemand aanhouden: meenemen naar politiebureau.
  4. Iemand vasthouden op het politiebureau.
  5. Fouilleren: kleding van een verdachte onderzoeken.
  6. Wapens dragen en geweld gebruiken om te handhaven
Soms moet de politie toestemming vragen aan de officier van justitie of de rechter-commissaris.
Aantekening voor het examen

Slide 84 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Boa's
Zij vullen de politie aan bij het handhaven van de openbare orde en veiligheid.  
En controleren of mensen zich aan de regels houden en geen overtredingen begaan, zoals foutparkeren of milieuregels overtreden.

Slide 85 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Grenzen aan de bevoegdheden
Omdat Nederland een rechtsstaat is, zijn de bevoegdheden van de politie heel precies omschreven in de wet. Op deze manier is de rechtsbescherming van de burger gegarandeerd: de politie kan niet zomaar iets naar eigen willekeur doen. 

Soms wordt de rechtshandhaving, een ander kenmerk voor de rechtsstaat, daardoor extra moeilijk. Een voorbeeld: dankzij de identificatieplicht kan de politie eenvoudig controleren of de gegevens die iemand opgeeft, juist zijn (= rechtshandhaving). Maar de politie mag niet zomaar naar je identiteitsbewijs vragen; agenten moeten hier een geldige reden voor hebben (= rechtsbescherming) 

Slide 86 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Officier van justitie
De officier van justitie:
  • leidt het opsporingsonderzoek
  • beslist of een verdachte naar de rechter gaat
  • eist in een rechtszaak een bepaalde straf
  • zorgt dat de straf wordt uitgevoerd

Slide 87 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een proces verbaal?
politie schrijft een proces verbaal
officier van justitie
seponeren
schikken 
vervolgen 
wist je dat?
Bureau HALT staat voor Het ALTernatief.
Zo kan je wel een taakstraf doen maar krijg je geen strafblad.
wist je dat?
De officier van justitie het hoofd is van de politie. Alle zaken die de politie heeft is de officier verantwoordelijk voor.
Strafbeschikking

Slide 88 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wel of niet naar de rechter?
Officier van Justitie heeft 4 opties
Seponeren = geen rechtsvervolging
(eerste keer, onvoldoende bewijs, voldoende gestraft, voorwaarden is afkicken)
Schikken = geldboete 
(vaak met lichtere zaken)
Vervolgen= rechtszaak
4 Strafbeschikking= officier van justitie doet de veroordeling
je bekent schuld. Meestal boete of taakstraf

Slide 89 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de hand van de resultaten uit het opsporingsonderzoek besluit de Officier van Justitie wat er gebeurt met de verdachte, hier heeft hij/zij meerdere keuzes: 

  • Seponeren: afzien van verdere vervolging, geen straf. 
  • Schikken / transactie: betalen van een boete, geen rechtszaak - wel een strafblad. 
  • Strafbeschikking: verdachte wordt veroordeeld door OvJ, niet door de rechter (strafblad). 
  • Vervolgen: de verdachte moet naar de rechter (zoals bij Anne Faber).

De officier van justitie klaagde namelijk de verdachte aan. Dit doet de officier van justitie namens het Openbaar Ministerie. De officier van justitie noemen we dus ook wel: de openbare aanklager. In de zaak van Anne Faber, legde de officier van justitie dus aan de rechter uit waarvan de verdachte verdacht werd. Ook vertelde de officier van justitie wat voor bewijs daarvoor was en welke straf de rechter zou moeten geven.
Verdachte vervolgen?

Slide 90 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

H7
  • Wat gebeurt er als de officier van de justitie besluit dat je naar de rechter moet?
  • Hoe verloopt een rechtszaak? 

Slide 91 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Dagvaarding:

Als de officier van justitie besluit iemand te vervolgen, stuurt hij het strafdossier naar de rechter. De verdachte krijgt een dagvaarding, de oproep om voor de rechter te
verschijnen.

Slide 92 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Rechtsinstanties 
Naar welke rechter gaat een verdachte? 

1: Naar een rechtbank
    2: Naar een Gerechtshof
3: Naar de Hoge Raad

Slide 93 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Rechtsinstanties
De verdachte krijgt een dagvaarding, de oproep om voor de rechter te verschijnen.

Maar naar welke rechter gaat de verdachte? Er zijn meerdere mogelijkheden:
Kanton rechter
Politie rechter
Meervoudige kamer 

Slide 94 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Rechtbanken
Kantonrechter


Kantonrechter; lichte overtredingen of bij in beroep gaan tegen verkeersboetes.
      Te hard rijden, wildplassen ... direct mondeling uitspraak.

Slide 95 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Rechtbanken
Politierechter




Politierechter; overtredingen en lichte misdrijven (max. 1 jaar)
      Vernieling, winkeldiefstal ... direct mondeling uitspraak.

Slide 96 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Rechtbanken
Meervoudige kamer

Meervoudige kamer; 
zwaardere of ingewikkeldere misdrijven
      Moord, mishandeling, verkrachting ... na 14 dagen een schriftelijke uitspraak.

Slide 97 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gerechtshoven
Na een vonnis van een rechter kun je in Hoger beroep
Ook de ovj kan dit

De gehele zaak wordt dan opnieuw bekeken door een hogere rechterlijke instantie: het Gerechtshof, dit is ook een meervoudige kamer

Slide 98 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoge raad (Den Haag)
 in cassatie gaan
Zij onderzoeken alleen of de rechtsregels goed zijn toegepast en of rechters in gelijke zaken hetzelfde oordelen. Daarvoor kijken ze naar de 
jurisprudentie: het geheel aan rechterlijke uitspraken.

Slide 99 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Rechtbank
Meervoudige kamer (zware misdrijven)
Politierechter (overtredingen, lichte misdrijven)
Kantonrechter (lichte overtredingen)
Gerechtshof
Behandelt hoger beroep tegen vonnissen van de strafrechter
Hoge Raad
Beoordeelt 
vonnissen van lagere rechts banken

Slide 100 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Rechtszaak
Tijdens een rechtszaak gaat het altijd om twee partijen: 

de officier van justitie vs.  verdachte met zijn advocaat.

 Beide partijen proberen de rechter te overtuigen van hun gelijk, maar de rechter beslist uiteindelijk!

Slide 101 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De Rechtzaak 

1. 
De opening





De rechter controleert de persoonsgegevens van de verdachte.

Slide 102 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


2. 
De aanklacht


De officier van justitie leest de aanklacht (=ten laste legging) voor.

Slide 103 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


3. 
Het verhoor van de verdachte


Eerst mag de verdachte zelf zijn verhaal doen en vervolgens  ondervragen de rechters, de officier van justitie en je eigen advocaat jou.

Slide 104 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

4. 

Verhoor deskundigen/getuigen



Mensen die iets gehoord of gezien hebben dat met de zaak te 

maken kan hebben. Ook deskundigen over bepaalde onderwerpen kunnen van zich laten horen

Hiervoor leggen getuigen een eed af. Getuigen mogen niet liegen en geen aannames doen.  (6jaar)




Slide 105 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


5. 

Officier van justitie.



De officier legt uit waarom hij de verdachte schuldig vindt en eist een bepaalde straf. Dit heet het requisitoir.

Slide 106 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

6. 
Het pleidooi

De advocaat mag de verdachte een laatste keer verdedigen. Hij kan nogmaals bijzondere omstandigheden aanhalen. Of wijzen op het feit dat de verdachte geen strafblad heeft. Dit heet het pleidooi.

Slide 107 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


7. 
Het laatste woord



Als verdachte heb je altijd het laatste woord.  Je kunt ook nog iets zeggen over de strafeis van de officier.  De verdachte kan bijvoorbeeld ook aangeven of hij/zij spijt heeft. 

Slide 108 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

8. 

De uitspraak


De rechter vertelt of je schuldig of onschuldig bent en welke straf hij wil geven.  Dit kan een gevangenisstraf zijn,  een voorwaardelijke straf of boete. 

Meestal is de uitspraak of het vonnis twee weken later. 

Slide 109 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

8.1 Waarom straffen we?
Leerdoel
Na deze les kun jij...
... vertellen wat de doelen van straf zijn en deze doelen kun je herkennen in een bron.


Slide 110 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Met een straf kun je een aantal doelen bereiken.
 
  • Straf is een vorm van wraak en vergelding: de dader wordt terug gepakt voor wat hij heeft gedaan. 
  • Genoegdoening voor het slachtoffer
  • Een straf moet mensen afschrikken (preventie). 
  • De samenleving wordt veiliger
  • De regels moeten worden nageleefd, handhaving van de rechtsorde is belangrijk. 
  • Voorkomen dat burgers eigenrichting plegen. 
  • Heropvoeden en resocialiseren. 

Resocialisatie lukt niet met straf alleen, daar is ook begeleiding nodig. De reclassering is een organisatie die verdachten en daders begeleidt in het strafproces.

Slide 111 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorwaardelijke straf
Veroordeelde krijgt een proeftijd. 
Straf wordt pas uitgevoerd als proeftijd niet is geslaagd.
Onvoorwaardelijke straf
Veroordeelde moet zijn straf direct uitzitten of betalen als het een geldboete is.

Slide 112 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

8.2 Soorten straffen

  • Hoofdstraffen
  • Bijkomende straffen
  • Maatregelen

Slide 113 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

8.2 Soorten straffen

Hoofdstraffen            
Staan omschreven in Wetboek van Strafrecht 
  •   Geldboete
  •   Hechtenis(overtreding)
  •   Gevangenisstraf(misdrijf) 
  •   Werkstraf

Slide 114 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

8.2 Soorten straffen

Bijkomende straffen- straffen die aan het hoofdstraf wordt toegevoegd.
Voorwaardelijke straf-proeftijd waarin de veroordeelde niet opnieuw hetzelfde soort strafbare feit mag plegen.
Maatregelen- om de samenleving te beschermen.
TBS- terbeschikkingstelling, verplicht verpleging. 

Slide 115 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

8.2 Soorten straffen

Rechten van slachtoffer
  • Schadevergoeding
  • Spreekrecht
  • Slachtofferhulp
  • Recht op informatie

Slide 116 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

8.3 Helpt straf?

Reclassering
  • Helpen en begeleiden verdachten/veroordeelden
  • Strafbaar gedrag voorkomen

Recidive
  • Steeds opnieuw terug in crimineel gedrag
  • Slechter door gevangenisstraf

Slide 117 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

8.2 Soorten straffen

  • Welke soorten straffen zijn er?
  • Welke rechten heeft het slachtoffer?

Slide 118 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Soorten straffen (maatregelen)
-Of bescherming voor de samenleving of bescherming voor de dader zelf. 

->TBS is een bekende maatregel die in Nederland kan worden opgelegd. Als iemand 'niet of minder toerekeningsvatbaar' is. 
-> Andere maatregel is het afpakken van spullen die door criminele activiteiten is 'verdiend'. 

Slide 119 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Maatregelen
Een rechter kan ook een maatregel opleggen. 
Doel: van een maatregel is om de samenleving (en de dader) te beschermen. Ook moet de dader beter worden van deze maatregel.

Slide 120 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Rechten van slachtoffers
  • Spreekrecht
  • Recht op   schadevergoeding
  • Recht op   slachtofferhulp
  • Recht op informatie

Slide 121 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Repressie en preventie
Criminaliteitsbeleid: alle maatregelen om criminaliteit te bestrijden en te voorkomen.

Repressieve maatregelen: maatregelen bedoeld om crimineel gedrag achteraf te bestraffen.
Preventieve maatregelen: maatregelen bedoeld om crimineel gedrag te voorkomen.


Slide 122 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Preventie
Het voorkomen van criminaliteit.
Bij lichtere, veelvoorkomende en jeugdcriminaliteit.
Repressie
Daders moeten strafrechtelijk worden vervolgd. 
Bij zware midsrijven.
Aspecten overheidsbeleid

Slide 123 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Twee jongens hebben een oude man in elkaar geslagen. Van de rechter krijgen ze een taakstraf. De familie van het slachtoffer is boos dat er geen gevangenisstraf is opgelegd. Zij zoeken de jongens op en slaan hen eigenhandig in elkaar. Welke doelen van straffen zijn hier niet bereikt?
A
Voorkomen van eigenrichting
B
Wraak en vergelding
C
Heropvoeding of resocialisatie
D
Afschrikking

Slide 124 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

taken van de politie
bevoegdheden van de politie
hulpverlening
handhaven openbare orde
Verdachte staande houden 

verdachte fouilleren
dienstverlening
opsporing
preventie
verdachte assisteren

Slide 125 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

'Gevangenisstraffen moeten gebruikt worden om mensen weer op het rechte pad te krijgen.'
Welk doel van straffen moet gevangenisstraf hebben volgens deze uitspraak?
A
Genoegdoening
B
Afschrikking
C
Eigenrichting
D
Resocialisatie

Slide 126 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij wie hoort welke taak?
Politie
Boa
OjV
Controleren of mensen hebben betaald voor parkeren
Hulp verlenen bij een ongeluk
Opsporen van strafbare feiten
Leidinggeven aan een opsporingsonderzoek

Slide 127 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Om welke taak van de politie gaat het ?
Hieronder zie je een aantal werkzaamheden die de politie uitvoert. Bij welke taak van de politie past deze het beste?
Verlenen van hulp
Handhaving van de openbare orde
Preventie
Opsporen van strafbare feiten
Een wijkagent maakt met jongeren een praatje.
Een rechercheur ondervraagt een verdachte. 
Een agent krijgt een melding van een slachtoffer in het water.
Bij een voetbal evenement begeleidt de politie de supporters.
De politie geeft bewoners advies over beveiliging van hun huis
Politie houdt een alcoholcontrole bij automobilisten

Slide 128 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies