h2 water

hst2 Water
1 / 72
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 72 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.

Onderdelen in deze les

hst2 Water

Slide 1 - Tekstslide

Les 1: Programma 
  • kort filmpje
  • hw was maken 1 t/m  6, vragen? 
  • uitleg soorten water, berekening concentratie
  • 4 a klassikaal  
  • Daarna zelfstandig werken aan hw 
  • veel mensen opg 7 practicumdossier niet af en aantal verbeteren proef 2
  • Hw:  voor morgen leren, afmaken en nakijken/verbeteren 2.1 

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

hst2.1 water als thermostaat  aarde en warmtetransportmiddel
  • water houdt goed warmte vast, het warmt langzaam op en koelt langzaam af.
  • (zee)water is daarom thermostaat van aarde (in de winter is het daarom dicht bij zee warmer en in de zomer kouder)


  • warm water stijgt op --> stroming
  • daarom is water zo'n geschikt warmte-transportmiddel b.v. koken of in de verwarmingsbuizen en radiator

Slide 4 - Tekstslide

  • oppervlaktewater zit aan het oppervlakte (meren, sloten, zee)
  • grondwater  zit onder de grond en is dus al gefilterd--> schoner dan oppervlakte water
  • maar.....niet zuiver!! Want: als water op de grond komt lossen er mineralen en andere (soms giftige) stoffen in op. 
  • dus: alleen gedestilleerd water /demiwater (gebuiken we bij proefjes) en water in de lucht is altijd zuiver
2.1 zuiver water? 
dan zijn er alleen maar watermoleculen aanwezig

Slide 5 - Tekstslide

concentratie berekenen
  •  In een formule noteer je dat zo:


concentratie geeft aan hoeveel van een stof in het totale mengsel aanwezig is.
In het linker glas is de concentratie van de vaste stof in het mengsel veel kleiner dan in het rechter glas.

Slide 6 - Tekstslide

4a: gevraagd bereken concentratie glucose in ORS.
Probeer eerst zelf, als iedereen af heeft bespreken we dit.

  1. gevraagd: bereken concentratie glucose in ORS.
  2.  gegeven: V oplossing = 0,20 L (is hele mengsel)
                     m glucose   = 2,6 g  (is deel van mengsel)
  3. oplossing: concentratie = deel/ geheel
                     concentratie = 2,6 g/ 0,20 L = 13 g/L
  4. dus er zit 13 g glucose per liter ORS

Slide 7 - Tekstslide

Zelfstandig werken
opg 7 practicumdossier maken en aantal verbeteren proef 2 nog niet af
daarna werk aan hw morgen:
leren, afmaken en nakijken/verbeteren 2.1 

Slide 8 - Tekstslide

programma 7-11
  • Vragen hw? 2.2 opg 1 t/m 7 inclusief nakijken+ verbeteren!
  • hw: leren par 2.1 en 2.2 (mondeling overhoren) en afmaken par 2.2
  • inzage toets 

Slide 9 - Tekstslide

les 2 : programma
  • hw vragen??? 
  • uitleg paragraaf 2.2  
  •  demo verven met melk video
  • aanvang par 2.2 
  • uitleg hard water
  • verder werken aan hw
  •  Hw: leren +maken 2.2

Slide 10 - Tekstslide

2.2 schoonmaken met water en zeep
 
  • water is een goed oplosmiddel voor zeep en ook het spoelmiddel om zeep te verwijderen
  • natuurlijke zeep = gemaakt van plantaardige
    en dierlijke olie en vetten

  • synthetische zeep wordt ook detergent genoemd
    = gemaakt van aardolieproducten
  • zeep is bacterie en virus dodend vandaar dat het 
    goed wassen van je handen met zeep zo belangrijk is!

Slide 11 - Tekstslide

2.2 zeepmoleculen
  • zeepmoleculen zijn groot en hebben een hydrofiele=waterlievende kop 
     en een hydrofobe = watervrezende staart (die wel van vet houdt)
  • zeep kan dus vet en water samenhouden, het is een emulgator
  • de hydrofobe staarten dringen in het vet, het water beukt tegen de hydrofiele koppen, zo tillen de zeepdeeltjes het vet op. Het vet spoelt met het zeep en water weg

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

uitleg demonstratieproef verven met melk
  • melk is een emulsie (water en vet) de emulgator is eiwit
  • als je de zeep erbij doet willen de hydrofiele koppen van de zeep mengen met het water uit de melk en de hydrofobe staarten mengen met het vet uit de melk
  • daardoor ontstaat er stroming in de melk en wordt de kleurstof die op waterbasis is gemengd.

Slide 14 - Tekstslide

aan de slag met 2.2
  •  Leren   +maken 2.2 (is hw)
  • 15 min voor einde les uitleg hardwater
  • daarna verder werken aan hw

Slide 15 - Tekstslide

les 3 : programma
  • hw vragen??? 
  • demo verven met melk video
  • uitleg hard water
  • zelfstandig starten met 2.3 en werken aan hw
  • uitleg 1e deel hst 2.3
  • verder werken

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

2.2 Zeep en leidingwater
  • Op veel plaatsen in Nederland bevat het kraanwater veel opgelost kalk
  • .We spreken dan van hard water.


  • Nadelen van hard water: 
     1) het vormt kalkaanslag(= ketelsteen) in machines
    2) hard water + natuurlijke zeep--> kalkzeep ( geeft witte vlekken) + meer zeep nodig want een deel van het zeep reageert met water ipv met vet.

Slide 18 - Tekstslide

2.2 Zeep en leidingwater
  • Op veel plaatsen in Nederland bevat het kraanwater veel opgelost kalk
  • Waardoor zou dit worden veroorzaakt?
  • water met veel opgelost kalk noemen we hard water en heeft 2 nadelen:
     1) het vormt kalkaanslag(= ketelsteen) in machines
    2) hard water + natuurlijke zeep--> kalkzeep ( geeft witte vlekken) + meer zeep nodig 
  • wasmachines leven niet langer met Calgon

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Video


  • hw: Leren 2.1 t/m 2.3 Maken van 2.2 opg 8 t/m 11 + van 2.3 opgave 6,7,9,11,1213 

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Link

Aan de slag met:
  • Leren 2.2 en Afmaken 2.2 (inclusief nakijken+ verbeteren!)
  • goed lezen 2.3 en maken 1 t/m 7, (inclusief nakijken+ verbeteren!)
  • uitleg 2.3 
  • dan weer verder werken

Slide 23 - Tekstslide

2.3 verzorgingsproducten van huid en haar 
  • dat beschermt je lichaam tegen bacteriën van buiten
  • bij het wassen van huid en haar verwijder je vet met  
    zeepachtige stof(fen)
  • water zorgt dat verzorgingsproducten  vloeibaar/smeerbaar zijn
  • crème en conditioner moeten verzorgend zijn je hebt immers net het huidvet verwijderd --> ze bevatten olie/vet maar óók een emulgator (=zeepachtig) want.....
  • emulgator houdt water en vet wel gemengd

je huid produceert vet (= talg) 

Slide 24 - Tekstslide

2.3 verzorgingsproducten  gebit

  • tandplak = kleverig laagje op tanden met bacteriën erin 
  • bacteriën in tandplak zetten suikers om in zuur -> gaatjes
  • Om tandplak te verwijderen zit er in tandpasta een schuurmiddel, maar óók synthetische zeep om vetresten te verwijderen
  •  fluoride in tandpasta om het herstel van glazuur te versnellen
  • bevat water om het vloeibaar/smeerbaar te maken

Slide 25 - Tekstslide

hw:
  • Leren 2.2 en Afmaken 2.2 (inclusief nakijken+ verbeteren!)
  • goed lezen 2.3 en maken 1 t/m 7, (inclusief nakijken+ verbeteren!)
  • morgen hw controle 2.1 t/m 2.3 

Slide 26 - Tekstslide

Zelfstandig werken

  • practicumdossier afmaken en nakijken
  • Leren 2.1 t/m 2.3+ Maken 2.3 

Slide 27 - Tekstslide

14 nov lesplan
Cl 21: practicumdossier wie nog niet af? 
  • vragen hw par 2.2 of 2.3?
  • verder werken 2.3  afmaken opg 11 t/m 13
  • uitleg 2.4 1e deel 
  • Hw: Leren en afmaken 2.3 t/m 13 par 2.4: goed lezen par 2.4 en maken opg 1 t/m 5

Slide 28 - Tekstslide

les 18 nov: 2.4 zure en basische oplossingen
  • vragen hw? Zelf nakijken en verbeteren via het antwoordenboek in de classroom (bij schoolwerk/jaarmateriaal)
  • Vragen in het vragenformulier?
  • uitleg zure en basische oplossingen, pHwaarde en indicatoren 
  • werken aan hw en hw controle
  • bespreken gevraagde opdrachten 
  •  Hw ma: Leren 2.4 en afmaken t/m opg 13 (inclusief nakijken + verbeteren, vragen? noteren in vragenformulier)

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Link


  • Smaken zuur (niet proeven)
  • Sterke zure oplossingen  kunnen ontkalken +  je huid en metaal aantasten  (= corrosief)
  • voorbeelden van zure oplossingen

  • smaken zeepachtig (niet proeven) en voelen glibberig
  • kunnen vet/olie verwijderen
  • sterke basische stoffen tasten je huid aan
  • voorbeelden van basische oplossingen
                                        zure -   en   basische schoonmaakmiddelen

Slide 31 - Tekstslide

  • zure oplossing:  hoe lager de pH waarde des te zuurder
  • basische oplossing:  hoe hoger de pH waarde des te basischer 
  • pH 7 = neutraal
  • pH 5,5 = huidneutraal je huidvet (=talg) is n.l. lichtzuur
pH 7>14 
pH meten = "zuurgraad" weten (kan alleen in oplossingen )
pH 0 < 7 = zuur

Slide 32 - Tekstslide

indicator: toont aan of bepaalde stof aanwezig is
de bekendste pH indicatoren zijn (demo)
  • rode koolsap
  • rood lakmoes (= rood bij zuur of neutraal, blauw bij base )
  • blauw lakmoes(= blauw bij base of neutraal,  rood bij zuur)
  • universeel indicator papier (m.b.v. de bijbehorende
    controlestrook lees je iets nauwkeuriger af hoe zuur/basisch)
  • fenolftaleiine is in een zuur of neutrale oplossing kleurloos, het kleurt roze bij een base (zie tabel in Binas)
    hiermee kun je het nauwkeurigste de pH bepalen.
timer
5:00

Slide 33 - Tekstslide

aan de slag
Hw  Leren 2.4 en afmaken t/m opg 13 

eventueel filmpje en uitleg spionnen ei

Slide 34 - Tekstslide

programma 1 december 

  • bespreken 2.3 opg 11 + 12,  2.4 opg  6,8, 10 t/m 13
  • in stilte lezen blz 109 + 110 
  • weinig hw maar theorie is erg belangrijk dus maak aantekeningen 
  • uitleg zuur-base reactie aan de hand van een "ranzig "verhaal

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Link

Slide 38 - Video

programma 26 nov Cl 21   (4e lesuur)
  • Hw was: maken test jezelf 2.1 in het digiboek, Goed lezen 2.5 en maken 1 t/m 4:  vragen?
  • demo titreren: proefje zuur-base reactie
  • uitleg neutraliseren en gevaren mengen(aant)
  •  hw Leren en afmaken 2.5 

Slide 39 - Tekstslide

Gevaren gootsteenontstopper
  • Het kan leidingen aantasten, 
  • Er kan veel warmte ontwikkeling ontstaan als je het gebruikt,
  • Het kan brandwonden veroorzaken in contact met de huid. 
  • Het is daardoor slecht ook slecht voor het milieu,
  • Wat dan wel? 1x per week paar minuten doorspoelen met afwasmiddel en erg heet water
  • Voorkom een verstopping als deze van 130 ton zwaar en 250 meter lang,  in Whitechapel in Londen. 
  • Die moest worden weggeschept!!!
Gootsteenontstopper is zeer agressief,

Slide 40 - Tekstslide

hw:
  • Hw: goed lezen blz 109 + 110 en maken opgave 1 t/m 4 inclusief nakijken en verbeteren) 
  • Toetsweek: toets hst 2 en practicum hst 3
  • kun je deze vragen nu beantwoorden: 
    1) Welke stof ontstaat er bij bijna elke zuur-base reactie?
    2) Waarom moet je oppassen met het gebruiken van natronloog of andere basische stoffen in combinatie met een zuur?

Slide 41 - Tekstslide

programma 2 december 

  • demo titreren = zuur base reactie om te bepalen hoe zuur of hoe basisch iets is 
  • pract blz 121 we werken met zoutzuur, dus héél erg voorzichtig en goed lezen en: "wie loopt te kloten wordt eruit geschoten "
  • Hw voor maandag: Leren 2.4 en 2.5 en maken (incl nakijken enz. ) van 2.5 opg 1 t/m opg 6b


Neem je opgeladen laptop mee

Slide 42 - Tekstslide

uitleg spionnen ei

Slide 43 - Tekstslide

programma  8 dec Titreren is te leren
  • herhaling neutraliseren kort
  • uitleg  titreren 
  • afmaken 2.5
  • 3 vragen om te checken of je het snapt
  • hw test jezelf
  • Toetsweek: toets hst 2 en practicum hst 3 

Slide 44 - Tekstslide

neutraliseren =  richting pH 7 brengen
  • zuur + base ---> water
    (zuiver water = pH7 dus neutraal)
  • maar: er kunnen  chemische reacties optreden waardoor schadelijke stoffen (zoals chloorgas) of explosies kunnen ontstaan
  • dus nooit zomaar mengen
pas op met neutraliseren !
na w.c. reinigen met glorix dus altijd doorspoelen, want urine is zuur en glorix een basische stof.
glorix +zuur--> water +chloorgas!!!

Slide 45 - Tekstslide

demonstratieproef titreren
Demonstratieproef(via video) en uitleg titreren

Slide 46 - Tekstslide

Slide 47 - Video

  • voeg een indicator toe aan de erlenmeyer waarin de te titreren stof zit (vaak fenolftaleiine)
  • voeg druppelsgewijs een stof met tegenovergestelde pH waarde voegen
  • tot er blijvend kleuromslag is
  • aflezen buret van boven naar onder
  • van de stof die getitreerd wordt moeten in de tekst nog meer gegevens staan
  • verhoudingstabel maken zie hiernaast
  • en de onbekende hoeveelheid uitrekenen
titreren=neutraliseren, doe je om pH waarde te bepalen
  • voeg indicator toe aan de te titreren stof  (vaak fenolftaleiine
  • voeg steeds druppel van stof met tegenovergestelde pH waarde toe tot er blijvend kleuromslag is (b.v. van kleurloos naar roze)
  • aflezen buret van boven naar beneden 
  • van de stof die getitreerd wordt moet bekend zijn hoeveel mg met 1 ml van de titratievloeistof reageert (in de tekst gegeven) 
  • verhoudingstabel maken zie hieronder 
  • en de onbekende hoeveelheid uitrekenen

Slide 48 - Tekstslide

programma  9  dec Titreren 
  • herhaling rekenen aan titratie reactie: altijd in de toets voor veel punten
  • algemene aanpak, samen opg 7. Daarna zelf opg 8 klaar? dan verder met test jezelf 2.2 enz 
  • 2.1 is al af want was hw maar....door de meesten niet gemaakt dus...
    aan het einde van de les moet 2.1 en 2.2 af zijn 
  • Toetsweek: toets hst 2 en practicum hst 3 

Slide 49 - Tekstslide

Dus algemene aanpak titratierekenopdracht: 
  • gevraagd(= A): (inclusief eenheid) vaak in 1e of laatste regel van tekst 
  • gegeven: noteer alleen gegevens die nodig zijn incl eenheden, welke indicator gebruikt
  • oplossing: maak een verhoudingstabel 
Noteer altijd: 
titratievloeistof (in mL)
zit in buret vaak natronloog
stof waarvan je aantal mg moet berekenen 
gegeven: in tekst staat hoeveel mL neutraliseert bekende hoeveelheid van gevraagde stof
gevraagd: in tekst staat hoeveel mL titratievloeistof toegediend tot omslagpunt/kleurverandering 

A

Slide 50 - Tekstslide


  • controleer je oplossing: heb je antwoord gegeven op vraag? in de juiste eenheid?






    Dus : A x 170 mL = 10,4 mL x 100 mg --> A = 6,12 mg
    Er zit dus  6,12 mg citroenzuur in 10 mL citroensap
b.v. opg 7b blz 116 
titratievloeistof (in mL)
natronloog
stof waarvan je aantal mg moet berekenen 
gegeven: hoeveel mL neutraliseert bekende hoeveelheid gevraagde stof
170 mL
100 mg citroenzuur
gevraagd: hoeveel mL titratievloeistof toegediend tot kleurverandering 
10,4 mL
A=....mg citroenzuur

Slide 51 - Tekstslide

  • gevraagd: hoeveel g werkzame stof in 1 ontkalkingstablet
  • oplossing:  





    Dus : A x 1,00 mL = 15,4 mL x 0,135 g --> A = 2,.079g 
    Er zit dus 2,0925 g werkzame stof in 25,0 mL kalkoplossing
  • controleer oplossing: in 200 mL zit dus 200: 25,0 = 8x zoveel dus 16,63 g werkzame stof zit in 1 kalktablet opgelost






    Dus : A x 170 mL = 10,4 mL x 100 mg --> A = 6,12 mg
    Er zit dus  6,12 mg citroenzuur in 10 mL citroensap
b.v. opg 8 blz 116 uit het 3A boek
titratievloeistof (in mL)
natronloog
stof waarvan je aantal mg moet berekenen 
gegeven: hoeveel mL neutraliseert bekende hoeveelheid gevraagde stof
1,00 mL
0,135 g werkzame stof
gevraagd: hoeveel mL titratievloeistof toegediend tot kleurverandering 
15,4 mL
A=....g werkzame stof
!bij deze opdracht moet je super goed lezen om te zien welk volume je linksonder in het schema moet invullen!

Slide 52 - Tekstslide

zelfstandig werken:
  • in de les: 2.5 afmaken
  • thuis: afmaken 2.5 (incl nakijken enz) leren 2.1 en maken test jezelf 2.1
  • neem morgen een opgeladen chromebook mee test jezelf 2.1 
  • Toetsweek: toets hst 2 en practicum hst 3
  • kun je deze vragen nu beantwoorden: 
    1) Welke stof ontstaat er bij bijna elke zuur-base reactie?
    2) Waarom moet je oppassen met het gebruiken van natronloog of andere basische stoffen in combinatie met een zuur?

Slide 53 - Tekstslide

programma 9/12/13 dec 
  • vragen hw? + bespreken 
  • test jezelf bijwerken t/m 2.5 daarna oefentoets
  • Klaar? laat het mij zien en dan mag je gaan leren
  • Vragen over opdrachten: maak screenshot en plak in vragenformulier  of typ vraag over 
  • laatste 10 min oefenen met quiz
  • Toets op 20 januari noteer in je agenda

Slide 54 - Tekstslide

Slide 55 - Link

Oefenen voor de toets
  • video over rekenen aan een titratie.
  • Hier noteren ze de titratievloeistof bovenin de verhoudingstabel en daaronder de massa van de te neutraliseren stof. 
  • Wij noteren links de hoeveelheid titratievloeistof en rechts de massa van de te neutraliseren stof. Beiden mag.
    Let vooral goed op hoeveel vloeistof er is toegevoegd en of je de vraag volledig beantwoord hebt.
  • Daarna nog quizvragen over hst 2

Slide 56 - Tekstslide

Welk van de onderstaande schoonmaakmiddelen is een zuur schoonmaakmiddel?
A
Groene zeep
B
Ammonia
C
Gootsteenontstopper
D
Schoonmaakazijn

Slide 57 - Quizvraag

Welke kleur geeft een rood lakmoespapiertje in basisch milieu?
A
Rood
B
Blauw
C
Paars
D
Groen

Slide 58 - Quizvraag

Zeep verwijdert vuil en vetvlekken.
Bij het wassen hechten
zeepdeeltjes aan vuildeeltjes.
Welke tekening is juist?
A
tekening 1
B
tekening 2
C
tekening 3
D
tekening 4

Slide 59 - Quizvraag

Op een fles verfverdunner staat:
Licht ontvlambaar. Schadelijk bij inademing, opname door de mond en aanraking met de huid.
Welke twee pictogrammen horen op de fles verfverdunner te staan?
D
C
B
A
A
pictogram A
B
pictogram B
C
pictogram C
D
pictogram D

Slide 60 - Quizvraag

Hoe zuurder een oplossing is hoe ... de pH
A
hoger
B
lager

Slide 61 - Quizvraag

Welke kleur lakmoespapier kan je het beste gebruiken als je een basische stof wil aantonen?
A
blauw lakmoespapier, dat kleurt met een basische stof rood
B
blauw lakmoespapier, dat blijft met een basische stof blauw
C
rood lakmoespapier, dat blijft met een basische stof rood
D
rood lakmoespapier, dat kleurt met een basische stof blauw

Slide 62 - Quizvraag

Met een zuur schoonmaakmiddel kan ik?
A
vet verwijderen
B
de vaat wassen
C
ramen lappen
D
kalk verwijderen

Slide 63 - Quizvraag

met een basisch schoonmaakmiddel kan ik?
A
vet verwijderen
B
cement van tegels halen
C
autolak poetsen
D
waterkoker ontkalken

Slide 64 - Quizvraag

een zure stof heeft een pH
A
van 1 tot 7
B
van 0 tot 14
C
kleiner dan 7
D
groter dan 7

Slide 65 - Quizvraag

gootsteenontstopper is agressiever dan groene zeep. De pH van gootsteenontstopper is
A
groter dan van groene zeep
B
kleiner dan van groene zeep
C
kleiner dan 3
D
kun je niet zeggen

Slide 66 - Quizvraag

Welke stof is basisch?
A
water
B
ammonia
C
cola
D
azijn

Slide 67 - Quizvraag

Bij een zeepmolecuul is de kop
A
xenofoob
B
hydrofoob
C
hydrofiel
D
xenofiel

Slide 68 - Quizvraag

detergent is
A
natuurlijke zeep
B
kalkzeep
C
groene zeep
D
synthetische zeep

Slide 69 - Quizvraag

kalkzeep ontstaat als opgeloste kalk reageert met (een)
A
natuurlijke zeep
B
emulsie
C
emulgator
D
detergent

Slide 70 - Quizvraag

men bepaalt de concentratie van een zuur of base met een
A
oxidatie
B
titratie
C
infiltratie
D
deductie

Slide 71 - Quizvraag

Afspraken: 
  • je krijgt om de beurt 5 min.
  • je mag het boek gebruiken
  • een vraag uit het hoofd goed beantwoord is 3 p waard
  • een vraag goed opgezocht is 1p waard
  • wie haalt de meeste punten in 5 minuten?
Overhoor elkaar (of jezelf ;))

Slide 72 - Tekstslide