H2.4 Wie leent maakt schulden

2.4 Wie leent maakt schulden
Hst 2 Wat voor consument ben jij?
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

2.4 Wie leent maakt schulden
Hst 2 Wat voor consument ben jij?

Slide 1 - Tekstslide

Planning
  • binnenkomen (5min)
  • nakijken huiswerk Paragraaf 2.3 opdracht 1 t/m 11 (5 min)
  • Klassikaal bespreken paragraaf 2.4 Wie leent maakt schulden (10 min)
  • Individueel maken opdrachten Paragraaf 2.4 1 t/m 13 (15 min
  • Afsluiting (5min)

Slide 2 - Tekstslide

Nakijken huiswerk
Tweetallen nakijken huiswerk m.b.v. nakijkboekjes

Slide 3 - Tekstslide

Wat hebben we de vorige les besproken

Slide 4 - Woordweb

Leerdoelen
  • Je leert wat leenmotieven zijn en herkent deze en kunt ze toepassen
  • Je leert wat kredietkosten zijn en hoe je deze kunt berekenen
  • Je leert wat krediet is en kunt verschillende vormen van krediet benoemen
  • Je leert wat kopen op afbetaling is en kunt hiermee rekenen
  • Je leert wat een hypotheek is.

Slide 5 - Tekstslide

Wie leent maakt schulden
Leenmotieven = reden waarom we lenen
- tijdelijk geld te kort
- een dure aankoop niet uitstellen
- onverwacht dringend geld nodig
- een huiskopen

Lening bestaat uit aflossing en rente


Slide 6 - Tekstslide

Kredietkosten
Kredietkosten = de kosten van een lening (rente en administratiekosten)

Voorbeeld: Meneer Boet koopt een televisie van € 1500. 
Deze betaald hij door middel van een krediet van 12 maanden a € 150 per maand. Wat zijn de krediet kosten

antwoord: (€150 x 12) - € 1500 = €300

Slide 7 - Tekstslide

Kredietvormen
consumptief krediet = krediet voor consumptie goederen

kredietvormen:
- persoonlijke lening
- doorlopend krediet
- salaris krediet (rood staan)


Slide 8 - Tekstslide

Hypotheek
Kopen op afbetaling = je betaalt je aankoop geheel of gedeeltelijk af in termijnen.

Hypothecaire lening = Lening op een huis (onderpand)
- bijzonderheid de rente is aftrekbaar


Slide 9 - Tekstslide

Aan de slag 
Tweetallen maken maken opdrachten Paragraaf 2.4 1 t/m 13

(niet af = huiswerk)

Slide 10 - Tekstslide

Afsluiting
Beschrijf in 3 zinnen het belangrijkste van deze paragraaf

Slide 11 - Woordweb