(1) Havo 3/september 2023/ der-groep uitleg

Heute
  • Herhaling ontleden 1e, 3e en 4e naamval
  • Herhaling voorzetsels 3e naamval 
Havo 3: de der-groep
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2,3

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Heute
  • Herhaling ontleden 1e, 3e en 4e naamval
  • Herhaling voorzetsels 3e naamval 
Havo 3: de der-groep

Slide 1 - Tekstslide

Ik kan in een zin de pv, het onderwerp en het lijdend voorwerp vinden.
ja
weet ik niet zeker
nee

Slide 2 - Poll

woordjes van de der-groep

Slide 3 - Woordweb

Je kunt een zinsdeel door hij of hem vervangen.
A
hij=ond; hem=lijd vwp
B
hij=lijd vwp; hem=ond

Slide 4 - Quizvraag

de der-groep

Slide 5 - Tekstslide

de der-groep
We gaan nu oefenen:
1. kijk of er voorzetsels in de zin staan.
2. ontleed de zinnen.
3. vul de naamval in.
Na het invullen vraag ik na hoe je aan het antwoord bent gekomen.

Slide 6 - Tekstslide

Welch...
Garten (m) ist am schönsten?

Slide 7 - Open vraag

Opdracht
4.3 Grammatik: woorden van de der-groep
Vul de juiste uitgangen achter de woorden van de der-groep in. Let op: ontleed iedere zin (gezegde, onderwerp, lijdend voorwerp). Kijk ook of er een voorzetsel in de zin voorkomt waarna je de 4e naamval moet gebruiken! Vul, als er geen extra uitgang moet komen, een 'x' in.
1 Welch
er
Garten (m) ist am schönsten?

Dies...
Garten (m) ist am schönsten!

Slide 8 - Open vraag

Hast du dies....
Aufgabe (v) gemacht?

Slide 9 - Open vraag

Jed...
Haus (o) hat solch...
Fenster (mv).

Slide 10 - Open vraag

Hieronder zie je de der-groep
Dit leer je uit je hoofd.
1e
der Mann
das Auto
die Frau
die Kinder
4e
den Mann
das Auto
die Frau
die Kinder
1e
dein Mann
dein Auto
deine Frau
deine Kinder
4e
einen Mann
ein Auto
eine Frau
keine Kinder

Slide 11 - Tekstslide

Vul het juiste lidwoord aan:
Frau in de 4e naamval
A
der
B
die
C
das
D
den

Slide 12 - Quizvraag

Vul het juiste lidwoord aan:
Mann in de 4e naamval
A
der
B
die
C
das
D
den

Slide 13 - Quizvraag

Und jetzt üben!
Je gaat de juiste naamval invullen:
Typ  het volgende uit:
1. Gezegde (gz)
2. Onderwerp (ow) ook wel 1e naamval
3. Lijdend voorwerp (lv) ook wel 4e naamval
4. Vul als laatste de goede naamval in.

Slide 14 - Tekstslide

Dies ... Kunde (m) hat Zeitschriften gekauft.

Slide 15 - Open vraag

Welch... Frau hat all...
Kinder (mv) im Einkaufszentrum gesehen.

Slide 16 - Open vraag

Ich habe schon manch...
Länder (mv) besucht.

Slide 17 - Open vraag

Jed... Kind (o) bekommt ein Geschenk.

Slide 18 - Open vraag

1. Ik kan een zin nu wel in het Duits ontleden.
A
Ja
B
Nein
C
Ich muss noch ein bisschen üben

Slide 19 - Quizvraag

2. Ik kan de 1e en 4e naamval invullen in een zinsdeel.
A
Ja
B
Nein
C
Ich muss noch ein bisschen üben

Slide 20 - Quizvraag

3. Ik kan uitleggen wanneer ik de 1e of 4e naamval moet gebruiken.
A
Ja
B
Nein
C
Ich muss noch ein bisschen üben

Slide 21 - Quizvraag