Hoofdletters en aanhalingstekens en spelling ww hfst 5 VWO 2

 Spelling Hoofdstuk 5 VWO 2 
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

 Spelling Hoofdstuk 5 VWO 2 

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoel
Ik kan hoofdletters, leestekens en aanhalingstekens correct gebruiken.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lees onderstaande zinnen. Wat is het verschil tussen beide zinnen?
a Ingeborg gaf zojuist de koning een hand.
b Ingeborg gaf zojuist De Koning een hand.
A
Er is geen verschil.
B
Er is een verschil in betekenis.

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoofdletters
Je schrijft een hoofdletter:
  • aan het begin van een zin.
  • bij bijvoeglijke naamwoorden die van aardrijkskundige namen zijn afgeleid. 
  • bij eigennamen
Kleine letters
Je gebruikt een kleine letter:  

  • bij samenstellingen met religieuze feesten:
  • bij religies, stromingen en afleidingen daarvan:
  • bij windstreken;
  • bij namen van seizoenen, maanden en periodes. 

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

                                      Let op persoonsnamen!

In Nederlandse namen krijgen tussenvoegsels als van, de en der géén hoofdletter als er een ander deel van de naam – de voornaam, voorletters, naam van de partner – voor staat;
Nynke van der Sluis, mr. N.C. van der Sluis, mevrouw Jongsma-van der Sluis. 
Ook na een adellijke titel krijgt het tussenvoegsel geen hoofdletter: baron en barones de Raet-van Rossem en graaf van Gronsveld. 

Van der Sluis

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Als er géén voorletter, voornaam, achternaam of een ander tussenvoegsel voor staat, krijgt het tussenvoegsel een hoofdletter: mevrouw Van der Sluis, mevrouw Van der Sluis-van Dam, dr. mr. Van der Sluis en burgemeester Van der Sluis. 

De verkorte vormen ’t en d’ worden altijd als kleine letter geschreven: meneer ’t Hart, mevrouw d’Ancona. 

Meer voorbeelden:  Anke de Graaf , B.G. van Vooren, dhr. dr. mr. G.H.V. van den Herik, Henny Dijkstra-van der Haar, dhr. Den Braber-ten Haaf , professor Ten Cate,  dominee Van den Berg
, bakker De Vries , het verzameld werk van Van het Reve

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de juiste spelling?
A
engelse drop
B
Engelse drop

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoofdletters
Je schrijft een hoofdletter:
  • aan het begin van een zin.
  • bij bijvoeglijke naamwoorden die van aardrijkskundige namen zijn afgeleid. 
  • bij eigennamen
Kleine letters
Je gebruikt een kleine letter:  

  • bij samenstellingen met religieuze feesten:
  • bij religies, stromingen en afleidingen daarvan:
  • bij windstreken;
  • bij namen van seizoenen, maanden en periodes. 

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe schrijf je deze naam goed?
mevrouw h. de jong

Slide 9 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe schrijf je deze naam goed?
mevrouw de jong

Slide 10 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

mevrouw H. de Jong
mevrouw De Jong


Let dus op het verschil

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag!
Boek (p. 154 - 155): 
  • Lees de theorie nogmaals door. Hier staan meer voorbeelden bij de uitleg.
  • Maak opdracht 1 en 2




timer
10:00

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

"Sara zei:" Ik heb een super
vakantie gehad.
A
Goed
B
Fout

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht 1
1 Belgisch
2 de film ‘Matilda’
3 islam
4 Maastricht
5 het noorden
6 Noord-Spanje
7 oosterse salade
8 prehistorie
9 een spa rood
10 Venus
11 woensdag
12 Zwolle-Zuid



Opdracht 2
1 Bram op het Hof
2 meneer van vleuten
3 dominee S. van der Zee
4 Janneke ter Avest
5 mevrouw B. de Boer-van den Bergh

6 directeur De Witte

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de juiste spelling?
A
jarik de boer
B
Jarik De Boer
C
Jarik de Boer
D
jarik De Boer

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

- Je geeft daarmee een citaat of directe reden aan:

"Gisteren," vertelde moeder, "vielen de mussen van het dak."
Hij vroeg: "Hoe zit dat?"
"Hoe zit dat?", vroeg hij. 
Aanhalingstekens:

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aanhalingstekens
Je gebruikt aanhalingstekens:
  • bij de directe rede/citaten (let op de plaats van de aanhalingstekens en de andere leestekens).

Je gebruikt geen aanhalingstekens 
  • bij de indirecte rede en bij gedachten:  
  • als je het woord zelf bedoelt en niet de betekenis:  

directe rede
De directe rede is de letterlijke weergave van wat er wordt gezegd. Dit staat tussen aanhalingstekens.
Voorbeeld:
De jongen schreeuwde: “Wacht op mij!”
indirecte rede
In dit geval wordt beschreven wat er wordt gezegd en worden geen aanhalingstekens gebruikt.
Voorbeeld:
De jongen schreeuwde dat ze op hem moesten wachten.

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf deze zin met alle leestekens en hoofdletters:
hij zei in mei leggen alle vogels een ei

Slide 18 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Hij zei: "In mei leggen alle vogels een ei."
Goede antwoord:

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf deze zin met alle leestekens en hoofdletters:
maar vroeg van houten spreken we morgen nog af

Slide 20 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

"Maar," vroeg Van Houten, "spreken we morgen nog af?"
Goede antwoord:

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdrachten
Boek (p. 154 - 155): 
  • Bekijk de video-uitleg van je boek bij dit hoofdstuk.
  • Maak opdracht 3, 4 en 6 in je schrift.



Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Spelling werkwoorden
  • Lezen Theorie op bladzijde 156: spelling werkwoorden
  • Maken opdracht 1 gezamenlijk.
  • Maken opdracht 2, 3 en 4
  • Lezen theorie bladzijde 184: aan elkaar of los schrijven?
  • Maken opdracht 1, 2 en 3 
  • Spiekbriefje maken

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Thomas zei "Daar heb ik geen zin in."
A
Goed
B
Fout

Slide 24 - Quizvraag

De dubbele punt mist. 
"Ik vind het niet leuk!", riep Lotte.
A
Goed
B
Fout

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht 3
1 ‘ Gaan jullie vanavond chinezen? ’ vroeg Annemarieke aan haar vriendin.
2 Vader dacht: de kerstdagen gaan we maar doorbrengen bij oma Van de Ploeg.
3 ‘ Als je niet vaker hardop oefent, Johan de Corte, ’ zei de leraar Engels, ‘ wordt dat steenkolenengels van jou echt niet beter. ’
4 Veel mensen zijn gek op Franse en Italiaanse kazen, zoals camembert, roquefort en gorgonzola’ , zei de eigenaar van de delicatessenzaak.
Opdracht 4
1 Vinden de Duitse toeristen op het Texelse Noordzeestrand Nederland gezellig?
2 Onder de James Bondfilm zat mevrouw Ter Haar-de Wildt cashewnoten te eten.
3 Wanneer hebben de gereformeerden zich afgescheiden van de hervormden?
4 ‘ Als ik naar die bordeauxrode wc-bril kijk, ’ zei Ramsey, ‘ krijg ik last van mijn ADHD . ’
5 ‘ Welke Romein is door een python gedood? ’ vroeg de juf van de Marnixschool.
6 De docent zei: ‘ De legende van Sint-Nicolaas speelt aan de zuidkust van Turkije. ’


Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht 6

1 Bas, die met zijn impulsieve gedrag steeds gedoe veroorzaakt, is het enfant terrible van ons gezin.
2 Met kortingen probeert deze notaris op geraffineerde wijze de cliënten van de concurrent(en) in te pikken.
3 De communicatie tussen Nederlanders is vaak informeel, maar Fransen tutoyeren elkaar niet snel.
4 Omdat ik maar een beperkt budget heb, drink ik op terrasjes water in plaats van jus d’orange.
5 De cijfers voor de talen vormen voor dyslectische leerlingen vaak een desillusie.
6 Eén avond leren voor dit proefwerk is niet toereikend, omdat de leerstof dan niet beklijft.

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies