Das beste Pferd im Stall Les 7

Kapitel 8, Das beste Pferd im Stall
Stunde 6
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Kapitel 8, Das beste Pferd im Stall
Stunde 6

Slide 1 - Tekstslide

Heute

-Hausaufgaben korrigieren
-Höraufgabe
-Aufgaben machen

Slide 2 - Tekstslide

Hausaufgaben
42,43,46

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Rückblick
In de vorige les hebben we het gehad over het bezittelijk voornaamwoord.

Laten we even terugkijken naar wat je er nog van weet.

Slide 7 - Tekstslide

Vertaal in het Duits:
mijn

Slide 8 - Open vraag

Vertaal in het Duits:
ons/onze (één woord)

Slide 9 - Open vraag

Vertaal in het Duits:
zijn

Slide 10 - Open vraag

Vertaal in het Duits:
haar of hun (één woord)

Slide 11 - Open vraag

Vertaal in het Duits:
jullie (Let op! Bezittelijk vnw!)

Slide 12 - Open vraag

Vertaal in het Duits:
uw

Slide 13 - Open vraag

Wanneer krijgen de bezittelijke voornaamwoorden een -e?

Slide 14 - Open vraag

Noch mehr??
Jawel, nog een paar meerkeuzevragen om te kijken of je het echt door hebt.

Slide 15 - Tekstslide

Wat is juist?
Das ist ..... Vater und das is ..... Mutter.
A
mein - meine
B
meine - mein

Slide 16 - Quizvraag

Wat is juist?
Wo steht ..... Schule?
A
dein
B
deine

Slide 17 - Quizvraag

Wat is juist?
Weißt du wo ..... Haus ist?
A
unser
B
unsere

Slide 18 - Quizvraag

Wat is juist?
Nein, das ist nicht ..... Fahrrad.
A
ihr
B
ihre

Slide 19 - Quizvraag

Wat is juist?
Wie gefällt euch ..... neue Schule?
A
euer
B
euere

Slide 20 - Quizvraag

Wat is juist?
Peter ist ...... Bruder
A
mein
B
meine

Slide 21 - Quizvraag

Wat is juist?
Ist Saskia ..... Tante?
A
dein
B
deine

Slide 22 - Quizvraag

Wat is juist?
Kennst du Hans? ....... Kaninchen ist gestorben.
A
Sein
B
Seine

Slide 23 - Quizvraag

Wat is juist?
...... Onkel wohnt in Berlin.
A
euer
B
euere

Slide 24 - Quizvraag

Wat is juist?
Anna hat ..... Ohrringe verloren.
A
ihr
B
ihre

Slide 25 - Quizvraag

Wat is juist?
Herr Müller, ist das ..... Haus?
A
Ihr
B
Ihre

Slide 26 - Quizvraag

Wat is juist?
Mehmet und Sonja nehmen ....... Freunde mit
A
ihr
B
ihre

Slide 27 - Quizvraag

Fragen?

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide