14/3 Lezen 4 ( -6) 2h

dinsdag 14/3 2h
  • Lezen H5 kritisch lezen
  • samen lezen tekst 1
  • maken opdracht 1 blz. 141 
  • lezen tekst 2 en maken blz. 142 opdracht 3
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

dinsdag 14/3 2h
  • Lezen H5 kritisch lezen
  • samen lezen tekst 1
  • maken opdracht 1 blz. 141 
  • lezen tekst 2 en maken blz. 142 opdracht 3

Slide 1 - Tekstslide

H5 Kritisch lezen
Samen lezen tekst 1. Geloof je wat in de tekst staat? Waarom wel/niet?

Slide 2 - Tekstslide

Kritisch lezen

Slide 3 - Tekstslide

maken werkboek
  • samen blz. 141 opdracht 1
  • samen lezen tekst 2 blz. 143
  • maken opdracht 3 blz. 142 

Slide 4 - Tekstslide

Lezen H4: feiten, meningen en argumenten

Slide 5 - Tekstslide

 Lezen H4
  • een feit is iets waarvan je kunt controleren of het waar/niet waar is
  • een mening of standpunt is wat iemand van iets vindt. Hiermee kan je het eens of oneens zijn.
  • Signaalwoorden voor mening: ik vind, volgens mij, lijkt mij, naar mijn mening enz.
  • argument=uitleg waarom iemand iets vindt
  • Signaalwoorden: want, omdat, namelijk, immers 

Slide 6 - Tekstslide

Wat is een feit?
A
een feit is altijd waar
B
een feit is altijd onwaar
C
een feit is waar of onwaar en je kunt het controleren
D
een feit is waar of onwaar, maar je kunt het niet controleren

Slide 7 - Quizvraag

Wat is een mening of standpunt?
A
iets wat je goed vindt, je bent het ermee eens
B
iets wat je vindt, je kunt het eens of oneens zijn
C
iets wat je niet goed vindt, je bent het er niet mee eens
D
iets wat waar is, je kunt het controleren

Slide 8 - Quizvraag

Aan welke (signaal-) woorden herken je een mening?

Slide 9 - Open vraag

Wat geef je aan in een argument?
A
waarom je het met iets eens bent
B
hoe je iets kunt controleren
C
waarom je iets vindt
D
waarom je het met iets oneens bent

Slide 10 - Quizvraag

Aan welke (signaal-) woorden herken je een argument? (uitleg)

Slide 11 - Open vraag

Lezen H6
- tekst en publiek 

Slide 12 - Tekstslide

Voor welk publiek is de tekst bedoeld:
  • zie onderwerp (bv. festivals)
  • zie bron (Autoweek-mannen, Girlz-meiden, krantenartikel-algemeen publiek)
  • zie taalgebruik (korte zinnen, weinig moeilijke woorden of juist veel)
  • zie lay-out (advertenties)

Slide 13 - Tekstslide

opdracht discussie 9 + 10 juni
  • Groepje van 4 a 5 leerlingen 
  • kiest voorzitter uit de klas
  • stelling kiezen van debatstelling.nl of zelf een bedenken 
  • voor- en tegenargumenten bedenken en noteren met AUB-methode
  • speech voorbereiden voorstander
  • speech voorbereiden tegenstander
  • slot voorbereiden voorstander
  • slot voorbereiden tegenstander

Slide 14 - Tekstslide

Wat ga je deze les doen?
  • 3 argumenten voor en 3 tegen noteren met AUB-methode
  • informatie over onderwerp verzamelen/lezen
  • afspreken wie voor en wie tegen is
  • speech voorstander samen schrijven
  • speech tegenstander samen schrijven
  • vraag iemand uit de klas als discussieleider
  • TIP: zorg voor spiekbriefjes!

Slide 15 - Tekstslide

soorten argumentatie

Slide 16 - Tekstslide

1 Enkelvoudige argumentatie
(1 argument)
Kinderarbeid moet verboden worden. 
Als kinderen moeten werken kunnen ze niet naar school. 

Slide 17 - Tekstslide

Meervoudige argumentatie
(meerdere argumenten)
Kinderarbeid moet verboden worden. 
Als kinderen moeten werken kunnen ze niet naar school. 
Kinderen die werken worden vaak uitgebuit. 
De plekken waar kinderen werken zijn vaak slecht voor de gezondheid. 

Slide 18 - Tekstslide

Onderschikkende argumentatie
(uitleg bij argument)
Het moment van jouw verjaardagsfeestje is niet zo goed gekozen. 
(want)Veel van je vrienden uit H3C moeten die avond hard studeren. 
(want) Zij hebben de volgende dag een belangrijke geschiedenistoets. 

Slide 19 - Tekstslide

4 (Meervoudig onderschikkende arg.) 
 


Kinderarbeid moet verboden worden. 
Kinderen moeten overdag werken. 
Als kinderen moeten werken kunnen ze niet naar school. 
Kinderen worden vaak uitgebuit. 

Slide 20 - Tekstslide

Antwoorden opdracht 2 vraag 9
A
Ik vind wadlopen altijd weer een geweldige ervaring.
              [= want]
B
Je ziet dan iets wat je anders nooit ziet.
Of:
Je ziet dan iets wat je anders nooit ziet: wat er ónder dat water leeft, schelpen met beestjes erin bijvoorbeeld..

.





Slide 21 - Tekstslide

Antwoorden opdracht 2
10 ‘Ik vind het oostelijk deel bij Rottum het allermooist (M). Daar is het nóg stiller dan op andere plekken (F) en er liggen verschillende zandbanken (F).’
of: Maar de Wadden zijn meer dan het wad (M/F), volgens de boswachter. ‘Je hebt immers ook de eilanden zelf (F) en de kwelders (F).’
11 Nee, als je de bezoekersstroom controleert/stuurt, zal het allemaal wel meevallen. Bovendien is het Waddengebied heel groot en zijn er stukken waar je niet mag komen.
12 De kadertekst geeft extra informatie over de Waddenzee (voor de lezer die de Waddenzee niet zo goed kent).
13 afbeelding 1: de tekst verfraaien (mooi plaatje) en de tekst verduidelijken (zo mooi is de Waddenzee nu);
afbeelding 2: de tekst verduidelijken (zo groot is het Waddengebied) en de tekst aanvullen (hier ligt het Waddengebied).





Slide 22 - Tekstslide

nakijken en maken H4
  • nakijken blz. 109 opdracht 2 vanaf vraag 8
  • lezen blz. 112 tekst 3
  • maken opdracht 4 
  • klaar: werken aan grammatica H2 op online methode: naamwoordelijk gezegde en soorten werkwoorden

Slide 23 - Tekstslide

bespreken toets lezen
  • je hebt alleen een potlood of arceerstift erbij
  • punten niet goed geteld? Arceer de vraag, dan kijk ik ernaar.
  • vragen over foute antwoord-> kom tijdens het zelfstandig werken bij mij 

Slide 24 - Tekstslide