7 ECONOMIE H7

ECONOMIE 7.1
Schrift rekenmachine boek pen Chromebook(dicht)
op tafel
1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 40 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

ECONOMIE 7.1
Schrift rekenmachine boek pen Chromebook(dicht)
op tafel

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag
Toets bespreken. 
Instructie 7.1
Maken opgaves 7.1

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen 7.1
  • Je kunt de vier overheidslagen noemen en beschrijven waarvoor zij verantwoordelijk zijn.
  • Je kunt uitleggen met wat voor financiële maatregelen de overheid ons gedrag beïnvloedt.
  • Je kunt uitleggen waarom de overheid zorgt voor collectieve goederen.
  • Je kunt het verschil tussen de collectieve en de particuliere sector uitleggen.
  • Je kunt uitleggen waarom de overheid soms taken privatiseert.




Slide 3 - Tekstslide

Je kunt de vier overheidslagen noemen en beschrijven waarvoor zij verantwoordelijk zijn.
Rijks overheid 
- wetten en regels
Gemeente
- jeugdzorg en ouderenzorg
- Passporten/rijbewijzen
Waterschappen
- Maatregelen overstroming
- Waterzuivering
Provincie 
- Bepaalt waar steden en dorpen uitbereiden (natuur)

Slide 4 - Tekstslide

Je kunt uitleggen met wat voor financiële maatregelen de overheid ons gedrag beïnvloedt.
- Subsidie (je krijgt 
- Belastingen 

Slide 5 - Tekstslide

Leerdoelen 7.1
  • Je kunt de vier overheidslagen noemen en beschrijven waarvoor zij verantwoordelijk zijn.
  • Je kunt uitleggen met wat voor financiële maatregelen de overheid ons gedrag beïnvloedt.
  • Je kunt uitleggen waarom de overheid zorgt voor collectieve goederen.
  • Je kunt het verschil tussen de collectieve en de particuliere sector uitleggen.
  • Je kunt uitleggen waarom de overheid soms taken privatiseert.

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

ECONOMIE 6.2
Schrift rekenmachine boek pen Chromebook(dicht)
op tafel

Slide 8 - Tekstslide

Leerdoelen 6.2
  • Je weet wat de brutowinstopslag is en hoe je daarmee de verkoopprijs kunt berekenen.
  • Je kunt de consumentenprijs berekenen.
  • Je kunt het btw-bedrag in de consumentenprijs berekenen.
  • Je kent het verschil tussen afzet en omzet en kunt de omzet berekenen.
  • Je kent het verschil tussen brutowinst en nettowinst en kunt deze beide berekenen.




Slide 9 - Tekstslide

Je weet wat de brutowinstopslag is en hoe je daarmee de verkoopprijs kunt berekenen.
inkoopprijs is €30 euro 
bruto winstopslag is 80% 
Wat is de verkoopprijs? 

Slide 10 - Tekstslide

Je kunt de consumentenprijs berekenen.
Consumentenprijs = 121%
Verkoopprijs = 100%
BTW=21% of 9%

Consumentenprijs = 39,99 
Wat is de verkoopprijs?


Slide 11 - Tekstslide

Je kunt de consumentenprijs berekenen.
Consumentenprijs = 121% 
Verkoopprijs = 100% 
BTW=21%

verkoopprijs is 
Wat is de Consumentenprijs?

Slide 12 - Tekstslide

Je kent het verschil tussen afzet en omzet en kunt de omzet berekenen.
Omzet = Het geld dat er binnen komt. 
Afzet = De hoeveelheid producten die eruit gaan.

50 producten verkopen voor €4,95
Wat is de omzet? 

Slide 13 - Tekstslide

Je kent het verschil tussen brutowinst en nettowinst en kunt deze beide berekenen.
30 broodjes afzet 
Verkoopprijs per product €4,00 
Inkoopwaarde per product €1,00
Bedrijfskosten zijn € 45,00

Wat is de Brutowinst en wat is de Nettowinst

Slide 14 - Tekstslide

Huiswerk 6.2
  • Je weet wat de brutowinstopslag is en hoe je daarmee de verkoopprijs kunt berekenen.
  • Je kunt de consumentenprijs berekenen.
  • Je kunt het btw-bedrag in de consumentenprijs berekenen.
  • Je kent het verschil tussen afzet en omzet en kunt de omzet berekenen.
  • Je kent het verschil tussen brutowinst en nettowinst en kunt deze beide berekenen.

Slide 15 - Tekstslide

ECONOMIE 6.3
Schrift rekenmachine boek pen Chromebook(dicht)
op tafel

Slide 16 - Tekstslide

Leerdoelen 6.3
  • Je kunt het verschil tussen een concrete en abstracte markt uitleggen.
  • Je kunt uitleggen hoe de wet van vraag en aanbod werkt.
  • Je kunt met een vraag- en een aanbodlijn de evenwichtsprijs en evenwichtshoeveelheid bepalen.
  • Je kunt een vraaglijn en een aanbodlijn in een grafiek tekenen.
  • Je kunt met een marktaandeel de afzet (of omzet) berekenen.




Slide 17 - Tekstslide

Je kunt het verschil tussen een concrete en abstracte markt uitleggen.

Slide 18 - Tekstslide

Je kunt uitleggen hoe de wet van vraag en aanbod werkt.

Slide 19 - Tekstslide

Vraaglijn als de prijs daalt willen meer mensen pepernoten hebben. of minder als de prijs stijgt

Slide 20 - Tekstslide

Aanbodlijn: Als er weinig vraag is produceren bedrijven minder. 

Slide 21 - Tekstslide

Je kunt met een vraag- en een aanbodlijn de evenwichtsprijs en evenwichtshoeveelheid bepalen.

Slide 22 - Tekstslide

Je kunt met een marktaandeel de afzet (of omzet) berekenen.
Marktaandeel Hoeveel bezit een bedrijf van de markt
- Afzet
- Omzet

Slide 23 - Tekstslide

Huiswerk 6.3
  • Je kunt uitleggen wat arbeidsmarkt en werkgelegenheid is.
  • Je kunt uitleggen wanneer je bij de beroepsbevolking hoort.
  • Je kunt uitleggen waar de wet gelijke behandeling voor bedoeld is.
  • Je kunt uitleggen wat arbeidsparticipatie is.

Slide 24 - Tekstslide

ECONOMIE 6.4
Schrift rekenmachine boek pen Chromebook(dicht)
op tafel

Slide 25 - Tekstslide

Examen jaren
Afspraken: 
Luisteren
Spullen mee (rekenmachine schrift pen en Chromebook)

Slide 26 - Tekstslide

Vandaag
Instructie
maken 6.4 

Slide 27 - Tekstslide

Leerdoelen 6.4
  • Je weet wat de Rijksbegroting is.
  • Je kunt rekenen met miljoenen en miljarden.
  • Je kunt uitleggen wat de miljoenennota is.
  • Je weet wat een begrotingstekort is.
  • Je weet wat een begrotingsoverschot is.





Slide 28 - Tekstslide

Je weet wat de Rijksbegroting is.

Slide 29 - Tekstslide

Je weet wat een begrotingstekort is.

Slide 30 - Tekstslide

Opgave 5 
Bekijk de tabel, Bart (18) werkt 25 uur per week in de horeca. Hij verdient daar 15% meer dan het minimumloon. Een voltijdbaan in de horeca is 38 uur per week. 

Bereken  hoeveel Bart per maand verdient?
Leeftijd
per maand
per week 
per dag
18 jaar
826,80
190,80
38,16

Slide 31 - Tekstslide

Opgave 12
In een land zijn 550.000 werklozen. dat is 8% van de beroepsbevolking. 

Bereken de omvang van de werkgelegenheid. 

Slide 32 - Tekstslide

Wat is de consumenten prijs? 
Inkoopprijs                                           € 80
Brutowinstmarge (80%)                              +
Verkoopprijs
BTW (9%)                                                            +
Consumentenprijs

Slide 33 - Tekstslide

Wat is de consumenten prijs? 
Inkoopprijs                                           € 80
Brutowinstmarge (80%)                              +
Verkoopprijs
BTW (9%)                                                            +
Consumentenprijs

Slide 34 - Tekstslide

Leerdoelen 6.4
  • Je weet wat de Rijksbegroting is.
  • Je kunt rekenen met miljoenen en miljarden.
  • Je kunt uitleggen wat de miljoenennota is.
  • Je weet wat een begrotingstekort is.
  • Je weet wat een begrotingsoverschot is.
  • Geen leerdoel beschikbaar.

Slide 35 - Tekstslide

ECONOMIE 
Schrift rekenmachine boek pen Chromebook(dicht)
op tafel

Slide 36 - Tekstslide

Vandaag 
- Kort herhalen verzekeringen 
- Toets bespreken 
- Leren voor de Toets

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Tekstslide

Slide 40 - Tekstslide