herhaling werkwoorden etre avoir aller regelmatige werkwoorden er

Planning
herhaling werkwoorden être, avoir, aller, prendre, regelmatige werkwoorden -er
Oefentoets
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Planning
herhaling werkwoorden être, avoir, aller, prendre, regelmatige werkwoorden -er
Oefentoets

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

être
=
 zijn




il/elle/on est
nous sommes
vous êtes
ils/elles sont
tu es
je suis
wij zijn
zij zijn (ml&vr)
ik ben
u bent & jullie zijn
jij bent
hij/zij/men is (wij zijn)

Slide 3 - Sleepvraag

Vous ... français?

Slide 4 - Open vraag

Tu ... mon ami.

Slide 5 - Open vraag

Non, je ... néerlandais.

Slide 6 - Open vraag

Où sont les garçons?

... sont à la maison
A
il
B
ils

Slide 7 - Quizvraag

Les filles sont jolies?
Oui, ... sont jolies
A
ils
B
elles
C
elle
D
il

Slide 8 - Quizvraag

Slide 9 - Video

Vul de juiste vorm van être in:
Vous (avoir) un chien.

Slide 10 - Open vraag


Vul de juiste vorm in van het werkwoord avoir.

Tu _______ une grande maison?

Slide 11 - Open vraag


Vul de juiste vorm in van het werkwoord avoir.

J' _______ une grande maison?

Slide 12 - Open vraag


Vul de juiste vorm in van het werkwoord avoir.

Oui, on _____ une grande maison.

Slide 13 - Open vraag


Vul de juiste vorm in van het werkwoord avoir.

Et Paul & Simon ______ aussi une grande maison?

Slide 14 - Open vraag


Vul de juiste vorm in van het werkwoord avoir.

Yvette ..... une tente?

Slide 15 - Open vraag

Slide 16 - Video

Zet de uitgangen op de juiste plek (présent -er werkwoorden)
Je
Tu
Nous
Vous
Ils
E
ES
ONS
EZ
ENT

Slide 17 - Sleepvraag

Regelmatig werkwoord:
Jouer - nous ...
A
jouer
B
joues
C
jouons
D
jouent

Slide 18 - Quizvraag

Regelmatige werkwoorden op -er

Elles ........... (trouver)
A
trouvent
B
trouve
C
trouvons
D
trouvez

Slide 19 - Quizvraag

Geef de juiste vorm van het regelmatige werkwoord op -er tussen haakjes in de tegenwoordige tijd.

Tu .................(parler) souvent.

Slide 20 - Open vraag

Geef de juiste vorm van het regelmatige werkwoord op -er tussen haakjes in de tegenwoordige tijd.

Claire .................(manger) une pomme.

Slide 21 - Open vraag

Geef de juiste vorm van het regelmatige werkwoord op -er tussen haakjes in de tegenwoordige tijd.

Vous .................(voyager) beaucoup.

Slide 22 - Open vraag

Vertaal de zin, let op de juiste vorm van het regelmatige werkwoord op -er.

Jullie kopen de kaas (acheter)

Slide 23 - Open vraag

Vertaal de zin, let op de juiste vorm van het regelmatige werkwoord op -er.

Jij vraagt veel. (demander)

Slide 24 - Open vraag

Vertaal de zin, let op de juiste vorm van het regelmatige werkwoord op -er.

Wij vinden de bakkerij. (trouver)

Slide 25 - Open vraag

ALLER - GAAN
Wat betekent Aller?

Slide 26 - Tekstslide

aller




Sleep de juiste vorm van aller naar het bijbehorende persoonlijk voornaamwoord
il/elle
nous
vous
ils/elles
tu
je
allons
vont
vais
allez
vas
va

Slide 27 - Sleepvraag

Vul de juiste vorm van aller:
il ________ (aller)
A
vais
B
va
C
allons
D
allez

Slide 28 - Quizvraag

Je (aller)
A
va
B
vais
C
ai
D
suis

Slide 29 - Quizvraag

Vertaal: wij gaan

Slide 30 - Open vraag

Vertaal: hij gaat

Slide 31 - Open vraag

PRENDRE au présent
je prends
tu prends
elle prend
il prend
on prend
nous prenons
vous prenez
ils prennent
elles prennent
men neemt
zij nemen
ik neem
zij nemen
jij neemt
zij neemt
wij nemen
hij neemt
jullie nemen

Slide 32 - Sleepvraag

(prendre, présent) Tu......................

Slide 33 - Open vraag

Vervoeg: prendre, présent
il.....

Slide 34 - Open vraag

(prendre, présent) Nous......................

Slide 35 - Open vraag

(prendre, présent) Tu......................

Slide 36 - Open vraag

(prendre, présent) Elles ......................

Slide 37 - Open vraag

(prendre, présent) Vous......................

Slide 38 - Open vraag

+ être

Slide 39 - Tekstslide