In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 180 min
Onderdelen in deze les
les 5 3
Slide 1 - Tekstslide
prgramma
presentatie Lily
korte en lange klanken -> dobbelspel
oefenen met passieve en actieve zinnen
woordenschatspelletje
oefening 8
oefening 10: gatentekst
Slide 2 - Tekstslide
Dobbel korte en lange klanken
1. bos 2. lot 3. vos
boos loot voos
bas las vast
baas laatst vaas
best les vest
beest leest vee
bus lus vul
buur luur vuur
boer loer voer
bid lid vis
bied lied vies
4. mok 5. lof 6. stom
mook loof stoom
mak laf stam
maak laaf staan
mest lef stek
meest leef steek
mus lucht stuk
muur luuk stuur
moer loek stoer
mis liflafje stil
mies lief stief
Slide 3 - Tekstslide
actieve en passieve zinnen
De jongen uit Den Haag heeft de zeilboot naar de haven gevaren.
Er waren helaas veel boetes voor snelheidsovertredingen uitgedeeld.
Slide 4 - Tekstslide
woordenschat Wat is een ander woord voor: proeven
A
bezorgingen
B
experimenten
C
stoppen
D
vervelen
Slide 5 - Quizvraag
woordenschat Wat is een ander woord voor: voorschriften
A
speciale, vaste regels
B
opschrijfboekjes
C
kledingstukken
D
mislukkingen
Slide 6 - Quizvraag
Wat is een tegenstelling van: het overschot
A
het gebrek
B
de overvloed
C
de zolder
D
de kelder
Slide 7 - Quizvraag
Wat is een tegenstelling van: het risico
A
het gebrek
B
de mislukking
C
de zekerheid
D
het experiment
Slide 8 - Quizvraag
oefening 8: je mening geven
Passende woorden: Ik vind..., ik denk dat..., ik geloof dat..., volgens mij...,naar mijn mening
Ik vind het mooi, omdat...
Ik vind het een goed idee, omdat...
Wat vind jij? Wat denk jij?
Slide 9 - Tekstslide
luisteroefening 10
- luisteren voor tekstbegrip
- luisteren voor het onderscheiden van woorden
Slide 10 - Tekstslide
huiswerk bespreken 11 en 12
Slide 11 - Tekstslide
spreekoefening 9
Slide 12 - Tekstslide
spreekoefening 13
Slide 13 - Tekstslide
oefening 14 uitleg
Slide 14 - Tekstslide
gebruik van zullen
een voorstel doen > Zullen we een stukje gaan wandelen?
een belofte doen -> Ik zal het restaurant reserveren.
een sterke verwachting > Ze zal de afspraak wel vergeten zijn.
en zeer sterk voornemen > Ik zal het examen B2 gaan doen.
gebruik van zouden
een beleefde vraag > Mag ik je boek lenen/ Zou ik je boek mogen lenen?
onzekerheid > Zou de docent in de file staan?
irrealis (a. geen realiteit, b: wens) > a. Als ik een miljoen zou winnen, zou ik een huis aan het water kopen. b.Ik zou wel een week vakantie willen krijgen.
advies > Als ik jou was, zou ik de rekening maar betalen.
herinnering aan afspraak > We zouden vanavond toch uiteten gaan?