Rekenen 4T

Moeilijke onderwerpen /
onderdelen
1 / 22
volgende
Slide 1: Woordweb
EconomieMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 4

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Moeilijke onderwerpen /
onderdelen

Slide 1 - Woordweb

Rekenen

Slide 2 - Tekstslide

Planning

- Oefenen

Slide 3 - Tekstslide

Van inkoopprijs tot consumentenprijs

Inkoopprijs + brutowinstmarge = verkoopprijs


verkoopprijs + btw

= consumentenprijs

Slide 4 - Tekstslide

Van verkoopprijs naar consumentenprijs
De verkoopprijs van een jas is € 125,00.
De btw is 21%.

De consumentenprijs (wat betaal je in de winkel):
€125,00 : 100 x 21 en dat tel je bij de €125,00 op OF €125,00 : 100 x 121

€ 125,00 : 100 x 21 = € 26,25
€ 125,00 + € 26,25 = € 151,25

Slide 5 - Tekstslide

Terugrekenen van consumentenprijs naar verkoopprijs
De consumentenprijs van een product is € 159,95.
De btw is 21%.

De verkoopprijs:
€ 159,95 : 121 x 100 = € 132,19

Slide 6 - Tekstslide

Berekening kostprijs per product

(aantal.producten)(vaste.kosten+variabele.kosten)

Slide 7 - Tekstslide

Van omzet naar nettoresultaat

-Afzet:  aantal verkochte producten

-Omzet:  geld dat binnenkomt uit de verkoop (EXCLUSIEF BTW)

WINSTBEREKENING:

Afzet  x verkoopprijs  =                                                                         Omzet

Afzet x inkoopprijs  =                                                                             Inkoopwaarde -

                                                                                                                          BRUTORESULTAAT

(huurpand, elektriciteit, personeelskosten) =                        Bedrijfskosten -

                                                                                                                         NETTORESULTAAT

                                                            





Slide 8 - Tekstslide

Ken je alle formules nog?
AFZET
VERKOOPPRIJS = 
OMZET - 
= BRUTOWINST
BRUTOWINST - 
= NETTORESULTAAT
X
OMZET
INKOOPWAARDE
BEDRIJFSKOSTEN

Slide 9 - Sleepvraag

Evenwichtsprijs en evenwichtshoeveelheid?

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Procenten van een getal. Als het %-teken erbij staat.
Bedrag : 100 x percentage

Als je een kleiner deel van een groter geheel wilt weten.
Deel : Geheel x 100 =

Als er meerdere tijden genoemd worden.
(Nieuw – Oud) : Oud x 100 =









percentage [ : 100 x ] getal

                        OF

 getal            [ : 100 x ]   percentage



   





 










          deel : geheel x 100


 













       (nieuw-oud) : oud x 100

Rekenen met procenten --> drie formules
1
2
3
VAN

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Een gedeelte van een totaal in procenten uitrekenen
Wanneer het totaal (100%) niet bekend is
Een percentage van een getal uitrekenen
Een verschil in procenten uitrekenen
Aantal : 100 x percentage
Kommagetal x aantal
Gevraagde aantal / geheel
x 100% 
(Nieuw-oud) / oud x 100%
Met een verhoudingstabel

Slide 16 - Sleepvraag

deze formules in je schrift schrijven!!!


Slide 17 - Tekstslide

Formules:
Importquote = Totale invoerwaarde : Nationaal inkomen x 100 
Exportquote = Totale uitvoerwaarde : Nationaal inkomen x 100

Antwoord is ALTIJD een percentage 

Slide 18 - Tekstslide

Hoe kun je dit bereken?
Exportwaarde: nationale inkomen x 100%= exportquote.
Importwaarde: nationale inkomen x 100%= importquote.

Slide 19 - Tekstslide

Het nationaal inkomen van een land is € 815 miljard. De importwaarde is € 513 miljard. Bereken de importquote.

Slide 20 - Open vraag

Het nationaal inkomen van een land is € 785 miljard. De importwaarde is € 456 miljard. Bereken de importquote.

Slide 21 - Open vraag

Het nationaal inkomen van een land is € 785 miljard. De importwaarde is € 456 miljard. Bereken de importquote.

Slide 22 - Open vraag