Cursus 5 §8 Lijdend voorwerp

1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Planning

Uitleg werkwoordspelling 

Zelfstandig met de oefeningen aan de slag
P L A N N I N G
Cursus 5 - Grammatica
1. Herhaling vorige les
2. Lesdoelen
3. Uitleg/ oefenen
4. Zelfstandig werken
5. Afsluiting in Lessonup

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het werkwoordelijk gezegde in de zin:

'Jasper moest eerst nog de vaatwasser uitruimen.'

Slide 4 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het werkwoordelijk gezegde in de zin:

'Ik heb de boodschappen nog niet kunnen halen.'

Slide 5 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is in deze zin het werkwoordelijk gezegde?

'De hond was aan het blaffen.'
A
blaffen
B
het blaffen
C
was
D
was aan het blaffen

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

  • Je kunt het lijdend voorwerp van een zin vinden.
Lesdoelen

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het maken van aantekeningen kan helpen om de uitleg beter te onthouden. 
Aantekeningen
bij spelling

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het lijdend voorwerp (LV)
Een lijdend voorwerp geeft meestal aan aan wie/wat iets 'overkomt' of 'ondergaat'
Zo vind je het lijdend voorwerp:
1. Zoek de PV en verdeel de zin in zinsdelen.
2. Noteer het onderwerp en werkwoordelijk gezegde.
3. Stel de vraag: Wat/Wie + WG + onderwerp?
Norah heeft een warme winterjas gekocht.
Wat heeft Norah gekocht? Een warme winterjas.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Uitlegfilmpje!

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Noteer van de volgende twee zinnen de persoonsvorm, het onderwerp, het werkwoordelijk gezegde en het lijdend voorwerp (als het er is). Let op: niet elke zin bevat ieder zinsdeel.
1. Mijn broertje koopt iedere maand een nieuwe game.
PV =                                                          OW = 
WW =                                                            LV=
2. Ik heb gisteren een nieuwe fiets gekregen. 
PV=                                                       OW=
WW=                                                          LV=
Twee zinnen ontleden
timer
4:00

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

  • Wat: Cursus 5 paragraaf 8 opdracht 1 t/m 4 blz. 214/215 maken. Schrijf de antwoorden in je schrift. 
  • Hoe: individueel
  • Hulp: boek, buren, mevrouw de Vries 
  • Tijd: 15 min.
  • Uitkomst: bespreken
  • Klaar: lees verder in je leesboek . 
timer
15:00

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het lijdend voorwerp in de zin:

'Liza at twee stukken pizza.'
A
Liza
B
pizza
C
twee stukken pizza
D
Er is geen lijdend voorwerp.

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het lijdend voorwerp in de zin:
'Ik gebruik een staafmixer voor dit beslag.'
A
ik
B
een staafmixer
C
voor dit beslag
D
dit beslag

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het lijdend voorwerp in de zin:

'Ivo heeft gisteren gewonnen.'
A
Ivo
B
gisteren
C
gewonnen
D
Er is geen lijdend voorwerp.

Slide 15 - Quizvraag

Je kan aan deze zin wel een lijdend voorwerp toevoegen: 'Ivo heeft gisteren de eerste prijs gewonnen'.