Semana 49 Lección 2 Ventajas e inconvenientes

                                 ¡HOLA! ¿QUÉ TAL?
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

                                 ¡HOLA! ¿QUÉ TAL?

Slide 1 - Tekstslide

Objetivos Doelen
En esta clase... In deze les...

1. ... aprendo a decir las ventajas y los inconvenientes de una ciudad y un pueblo leer ik vertellen wat de voordelen/nadelen zijn van een stad en dorp
2. ... aprendo a usar comparaciones leer ik de 
vergelijkende trap te gebruiken

Slide 2 - Tekstslide

muy, mucho, poco - LT p. 91
erg, veel, weinig
Je kunt met deze woorden...
  • ...iets zeggen over een bijvoeglijk naamwoord:
    muy (erg) of poco (weinig) | El pueblo es muy tranquilo y poco ruidoso.
  • ...iets zeggen over een werkwoord:
    mucho (veel) of poco (weinig) | Sara lee mucho pero dibuja poco.
  • ...iets zeggen over een zelfstandig naamwoord:
    mucho/a/os/as (veel) of poco/a/os/as (weinig) | En el centro de Groningen hay muchas tiendas pero hay pocos parques.

Slide 3 - Tekstslide

Muy, mucho, poco LE p. 95 ej 8
  • a. poca contaminación
  • b. poco ruido
  • c. poco contaminada
  • d. pocos servicios
  • e. pocas tiendas

¿Ciudad o pueblo?

Slide 4 - Tekstslide

Muy, mucho, poco LE p. 95 ej 8
  • a. mucha contaminación
  • b. mucho ruido
  • c. muy contaminada
  • d. muchos servicios
  • e. muchas tiendas

¿Ciudad o pueblo?

Slide 5 - Tekstslide

LT p. 87
Ventajas e inconvenientes del campo - Voordelen en nadelen 
van het platteland

Ej. 4 Lee el texto y responde en holandés.
a. Welke dingen kunnen de mensen doen die op het platteland wonen?
b. Waar gaan de mensen naartoe wanneer ze willen studeren aan de universiteit?
c. Waarom is het gebrek aan privacy een nadeel? 
d. Wat vind jij een voordeel en een nadeel aan wonen op het platteland?
timer
10:00

Slide 6 - Tekstslide

Comparaciones Vergelijkingen
1. Tan + bijvoeglijk naamwoord + como
2. Werkwoord + tanto como                                                            evenveel / even ... als
3. Tanto/-a/-os/-as + zelfstandig naamwoord + como

Ejemplos
1. Esta panadería es tan pequeña como este hospital.
2. Julia come tanto como Pablo. 
3. En Haren hay tantos supermercados como en Eelde.

Slide 7 - Tekstslide

¡A trabajar! Aan het werk!
Maak nu uit je LE 
p. 95 ej. 6 y 7
p. 94 ej. 4 Noteer 2 zinnen met voor-
delen en 2 zinnen met nadelen.

Tot nu toe moet af zijn:
p. 87 / p. 88 / p. 89 (5) / p. 90 / p. 92 (12) / p. 93 (1 + 2)

Slide 8 - Tekstslide

Deberes Huiswerk
Hacer: p. 95 ej. 6 y 7 (+ corregir) p. 94 ej. 4 
 
Estudiar: Woordenlijst "Los sustantivos" + "Lo demás" 
(laatste bladzijde)

Slide 9 - Tekstslide

¡Hasta luego!

Slide 10 - Tekstslide

                                 ¡HOLA! ¿QUÉ TAL?

Slide 11 - Tekstslide

Objetivos Doelen
En esta clase... In deze les...

1. ... aprendo a decir las ventajas y los inconvenientes de una ciudad y un pueblo leer ik vertellen wat de voordelen/nadelen zijn van een stad en dorp
2. ... aprendo a usar comparaciones leer ik de 
vergelijkende trap te gebruiken

Slide 12 - Tekstslide

Comparaciones Vergelijkingen
1. Tan + bijvoeglijk naamwoord + como
2. Werkwoord + tanto como                                                            evenveel / even ... als
3. Tanto/-a/-os/-as + zelfstandig naamwoord + como

Ejemplos
1. Este instituto es tan bonito como ese colegio.
2. Pieter come tanto como Sacha. 
3. En Haren hay tantos supermercados como en Eelde.

Slide 13 - Tekstslide

Maak nu zelf een zin met tan(to/ta/tos/tas) ... como.

Slide 14 - Open vraag

LE p. 94 ej. 4
Noteer 1 zin met een voordeel over opgroeien in de stad.

Slide 15 - Open vraag

LE p. 94 ej. 4
Noteer 1 zin met een nadeel over opgroeien in de stad.

Slide 16 - Open vraag

En mi barrio hay ... tiendas como en el centro.
A
tan
B
tantas
C
tantos
D
tanto

Slide 17 - Quizvraag

En mi pueblo no hay ... supermercados como en la ciudad.
A
tan
B
tantas
C
tantos
D
tanto

Slide 18 - Quizvraag

María lee ... como Ramón.
A
tanta
B
tan
C
tantos
D
tanto

Slide 19 - Quizvraag

Mi gato es ... tranquilo como tu gato.
A
tanta
B
tan
C
tantos
D
tanto

Slide 20 - Quizvraag

Comparaciones Vergelijkingen
- más + zelfstandig naamwoord/bijvoeglijk naamwoord  + que                              
- werkwoord + más que                                                                                             meer dan


- menos + zelfstandig naamwoord/bijvoeglijk naamwoord + que
- werkwoord + menos que                                                                                   minder dan


Slide 21 - Tekstslide

Comparaciones Vergelijkingen
- más + zelfstandig naamwoord/bijvoeglijk naamwoord  + que                              
- werkwoord + más que                                                                                             meer dan


En Groningen hay más museos que en Haren. (zn)
Los museos de Groningen son más bonitos que los museos de Haren. (bn)
Juan bebe más que Alicia. (ww)

Slide 22 - Tekstslide

Comparaciones Vergelijkingen
- menos + zelfstandig naamwoord/bijvoeglijk naamwoord + que
- werkwoord + menos que                                                                                   minder dan


Haren tiene menos hospitales que Groningen. (zn)
Estos parques son menos tranquilos que esos parques. (bn)
Ana y Ainara dibujan menos que Aitor y Mario. (ww)

Slide 23 - Tekstslide

¡A trabajar! Aan het werk!
Maak nu uit je LE 
p. 94-97 ej. 5 / 10 / 11 + corregir

Volgende week woensdag moet af zijn:
LE p. 93-98 ejs. 1 – 15 
KERN = 1, 2, 3, 5, 7, 8, 10, 13

Slide 24 - Tekstslide

Deberes Huiswerk
Hacer: LE p. 94-97 ej. 5,10,11 + corregir.
 
Estudiar: Aantekeningen vergelijkingen + Woordenlijst 
blokje 4 "Comparar" 

Slide 25 - Tekstslide

¡Hasta luego!

Slide 26 - Tekstslide