JAMVGH2-BV2 Herhaling H 1-3

Marketing is:
A
Het verkrijgen van markt door het bevredigen van behoeften van afnemers.
B
De wetenschap waarbij zoveel mogelijk producten verkocht moeten worden.
C
Het verkrijgen van een duidelijk herkenbare plaats in de ogen van de afnemer ten overstaan van het aanbod van de concurrent.
1 / 32
volgende
Slide 1: Quizvraag
CommercieMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Marketing is:
A
Het verkrijgen van markt door het bevredigen van behoeften van afnemers.
B
De wetenschap waarbij zoveel mogelijk producten verkocht moeten worden.
C
Het verkrijgen van een duidelijk herkenbare plaats in de ogen van de afnemer ten overstaan van het aanbod van de concurrent.

Slide 1 - Quizvraag

Economie op grote schaal, zoals de economie van een heel land, valt onder de
A
macro-economie
B
maso-economie
C
meso-economie
D
micro-economie

Slide 2 - Quizvraag

In 2018 zijn er in Nederland 443.812 personenauto’s verkocht. Dit noemen we de:
A
additionele vraag
B
effectieve vraag
C
initiële vraag
D
potentiele vraag

Slide 3 - Quizvraag

De aanschaf van een tweede auto noemen we:
A
additionele vraag
B
effectieve vraag
C
initiële vraag
D
potentiele vraag

Slide 4 - Quizvraag

Wat is geen concrete markt?
A
weekmarkt
B
veiling
C
kapitaalmarkt
D
beurs

Slide 5 - Quizvraag

Heterogeen oligopolie:
A
is een marktvorm met één aanbieder en een uniek product.
B
is een marktvorm met enkele aanbieders (en veel vragers) en een ongelijksoortig product
C
is een marktvorm met enkele aanbieders (en veel vragers) en een gelijksoortig product
D
is een marktvorm met heel veel aanbieders en een gelijksoortig product.

Slide 6 - Quizvraag

Trade marketing:
A
omvat de marketingactiviteiten van een producent gericht op distribuanten (detailhandel, groothandel) van zijn producten.
B
omvat de marketingactiviteiten van een producent specifiek gericht op de detailhandel.
C
is de marketing door bedrijven die zich richten op doorverkoop of wederverkoop van goederen aan consumenten.
D
omvat de marketingactiviteiten van een producent specifiek gericht op de groothandel.

Slide 7 - Quizvraag

Detaillistenmarketing:
A
omvat de marketingactiviteiten van een producent gericht op distribuanten (detailhandel, groothandel) van zijn producten.
B
omvat de marketingactiviteiten van een producent specifiek gericht op de detailhandel.
C
is de marketing door bedrijven die zich richten op doorverkoop of wederverkoop van goederen aan consumenten.
D
omvat de marketingactiviteiten van een producent specifiek gericht op de groothandel.

Slide 8 - Quizvraag

Wat is geen functie van een marktonderzoek?
A
het verzamelen van informatie
B
belonen van vaste klanten
C
het evalueren van de marketingactiviteiten
D
het uitvoeren van experimenten.

Slide 9 - Quizvraag

Als door middel van een enquête wordt onderzocht of consumenten de campagne hebben opgemerkt en erdoor zijn beïnvloed, ben je informatie aan het verzamelen die betrekking heeft op:
A
de klanten
B
de markt
C
de concurrenten
D
evalueren marketingactiviteiten

Slide 10 - Quizvraag

Kwalitatief onderzoek:
A
is onderzoek dat gericht is op het achterhalen van achterliggende motieven en meningen.
B
is onderzoek dat gericht is op het verkrijgen van cijfermatige informatie.
C
is een onderzoek uitgevoerd voor meer opdrachtgevers tegelijk.
D
is een onderzoek uitgevoerd voor een opdrachtgever.

Slide 11 - Quizvraag

Waar is geen sprake van het verzamelen van primaire gegevens?
A
equete
B
observatie
C
experiment
D
desk-research

Slide 12 - Quizvraag

Wat is geen externe bron?
A
Publicaties van onderzoeksbureaus
B
Internet
C
Vakliteratuur
D
Klachtenregister

Slide 13 - Quizvraag

Stelling: De informatie die met deskresearch wordt verzameld, kan alleen bestaan uit interne gegevens.
A
waar
B
niet waar

Slide 14 - Quizvraag

Stelling: Fieldresearch vraagt meestal meer inspanning dan deskresearch en brengt meer kosten met zich mee.
A
waar
B
niet waar

Slide 15 - Quizvraag

Stelling: Kwantitatief onderzoek wordt vaak gehouden met een kleine groep respondenten.
A
waar
B
niet waar

Slide 16 - Quizvraag

Bij welke enquête is het risico van beïnvloeding van de respondent het grootst?
A
digitale enquête
B
mondelinge enquête
C
schriftelijke enquête
D
telefonische enquête

Slide 17 - Quizvraag

Een benchmark
A
is een onderdeel van de situatieanalyse en wordt gebruikt om de externe omgeving van een onderneming in kaart te brengen.
B
wordt gebruikt om de externe omgeving van een onderneming in kaart te brengen.
C
is een vergelijkend onderzoek waarbij de prestaties van organisaties wordt onderzocht en met elkaar worden vergeleken.
D
bekijkt hoe de distributie in elkaar zit en welke eventuele kansen en bedreigingen er aanwezig zijn.

Slide 18 - Quizvraag

Welke vorm van marktonderzoek gebruik je bij een uitbreiding, herstructurering of verplaatsing van je bedrijf?
A
Afnemersanalyse
B
Bedrijfstakanalyse
C
Haalbaarheidsonderzoek
D
Koopgedraganalyse

Slide 19 - Quizvraag

Met de externe analyse analyseer je de
A
sterktes en zwaktes
B
kansen en sterktes
C
kansen en bedreigingen
D
sterktes en bedreigingen

Slide 20 - Quizvraag

Welke doelstellingen worden door het topmanagement vastgesteld?
A
strategische
B
tactische
C
operationele
D
dirigerende

Slide 21 - Quizvraag

Doelstellingen moeten altijd SMART geformuleerd zijn. Door een doelstelling duidelijk en concreet op te schrijven maak je deze:
A
specifiek
B
meetbaar
C
acceptabel
D
realistisch

Slide 22 - Quizvraag

Bij welke groeistrategie van Ansoff behoren onderstaande acties:
• vaker adverteren
• een betere schappositie in de winkels verwerven

A
marktpenetratie
B
marktontwikkeling
C
productontwikkeling
D
diversificatie

Slide 23 - Quizvraag

Diversificatie:
A
is het verkopen van nieuwe producten, op een nieuwe markt.
B
is het verkopen van bestaande producten, op een nieuwe markt.
C
is het verkopen van nieuwe producten, op een bestaande markt.
D
is het verkopen van bestaande producten, op een bestaande markten.

Slide 24 - Quizvraag

Een fabrikant van heren- en damesrijwielen gaat ook kinderfietsen maken.
Hier is volgens de groeistrategie van Ansoff sprake van:
A
Diversificatie
B
Marktpenetratie
C
Productontwikkeling
D
Marktontwikkeling

Slide 25 - Quizvraag

Aan welke eisen moet een marktsegment voldoen?
A
Voldoende groot zijn.
B
Meetbaar zijn.
C
Bereikbaar zijn.
D
A, B en C zijn juist

Slide 26 - Quizvraag

Bij welk segmentatiecriteria stel je de vraag of jouw doelgroep het product of dienst kan betalen?
A
Demografische criteria
B
Psychologische criteria
C
Gedragcriteria
D
Socio-economische criteria

Slide 27 - Quizvraag

Bij het afsluiten van een autoverzekering wordt de hoogte van de te betalen premie onder meer bepaald door de regio waar de verzekerde woont. Een verzekerde, woonachtig in de regio Amsterdam, betaalt bijvoorbeeld een hogere premie dan iemand uit Groningen. Tevens betalen vrouwelijke verzekerden een lagere premie dan mannelijke verzekerden.
A
Demografische en geografische criteria
B
Geografische en psychologische criteria
C
Psychologische en demografische criteria
D
Gedragcriteria en geografische criteria

Slide 28 - Quizvraag

Stelling: Bij de segmentatie van b2b-markten gebruik je dezelfde segmentatiecriteria als bij b2c-markten.
A
juist
B
onjuist

Slide 29 - Quizvraag

Van welke segmentatiestrategie is hier sprake: Een onderneming richt zich op alle segmenten met voor elk segment een eigen marketingmix?
A
Geconcentreerde
B
Gedifferentieerde
C
Ongedifferentieerde
D
Ongeconcentreerde

Slide 30 - Quizvraag

Waar wil je nog meer van weten?

Slide 31 - Woordweb

Welk onderwerp vond je het lastigst

Slide 32 - Woordweb