Uitleg Verhoudingen

Verhoudingen
Verhoudingen geven aan hoe twee (of meer) grootheden zich tot elkaar verhouden. Je komt ze veel tegen, bijvoorbeeld bij het koken.

Voorbeeld
Voor 4 personen heb je 300 gram noedels nodig.
Dit is een verhouding tussen het aantal personen en het aantal
gram noedels. Met deze verhouding kan je uitrekenen hoeveel
noedels je nodig hebt voor verschillende aantallen personen.
                                                                

1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
RekenenMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Verhoudingen
Verhoudingen geven aan hoe twee (of meer) grootheden zich tot elkaar verhouden. Je komt ze veel tegen, bijvoorbeeld bij het koken.

Voorbeeld
Voor 4 personen heb je 300 gram noedels nodig.
Dit is een verhouding tussen het aantal personen en het aantal
gram noedels. Met deze verhouding kan je uitrekenen hoeveel
noedels je nodig hebt voor verschillende aantallen personen.
                                                                

Slide 1 - Tekstslide

Verhoudingen en Verhoudingstabellen.

In een verhoudingstabel kun je de getallen die onder elkaar staan met hetzelfde getal vermenigvuldigen of door hetzelfde getal delen.

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

De verhouding koekjes dat je kunt bakken en het aantal gram bloem dat je nodig hebt is 2 staat tot 35. Wat betekent dat?
A
met 2 gram kan je 35 koeken bakken
B
2/35 dus 0,057
C
dus 1 koek is gelijk aan 17,5 gram bloem
D
voor 2 koeken heb je 35 gr bloem nodig

Slide 4 - Quizvraag

De verhouding koekjes dat je kunt bakken en het aantal gram bloem dat je nodig hebt is 2 staat tot 35. Hoeveel gram bloem heb je nodig voor 10 koekjes?
A
175 gram
B
55 gram
C
35 gram
D
17,5 gram

Slide 5 - Quizvraag


Slide 6 - Tekstslide

voor 4 personen heb je 600 gram nodig. Voor 9 personen heb je dus...... gram tomaten nodig.
A
1250 gram
B
1200 gram
C
1300 gram
D
1350 gram

Slide 7 - Quizvraag

Je rijdt 100 kilometer per uur. Over zeven minuten ben je bij de afslag die je
moet hebben. Hoeveel kilometer moet je nog rijden? Afronden op 1 decimaal
A
7
B
1,7
C
11,7
D
11,9

Slide 8 - Quizvraag

Slide 9 - Tekstslide


Hoeveel euro krijgt Daan ?

Slide 10 - Open vraag

Slide 11 - Tekstslide

Reken uit :

Slide 12 - Tekstslide

Hoeveel moet Petra
betalen?
A
€ 70,-
B
€ 50,-
C
€ 40,-
D
€ 60,-

Slide 13 - Quizvraag

blanco schriften
60
10
40
euro
90
15
60
ruitjesschriften
60
10
20
euro
30
5
10
€ 60,00 + € 10,00 =  € 70,00

Slide 14 - Tekstslide


Sammy gaat Arubaanse ontbijtkoek maken volgens het recept hiernaast.
Wat is de kleinste verhouding roomboter : suiker?

A
250:600
B
5:12
C
2,5:6
D
25:60

Slide 15 - Quizvraag


A
1
B
0,08
C
4
D
12

Slide 16 - Quizvraag

Voor het verhuizen van de spullen huurt Kim een verhuiswagen.
De verhuiswagen rijdt 100 km met 8 liter diesel.

Hoeveel km kan er met 10 liter gereden worden?
A
80
B
125
C
12,5
D
122,50

Slide 17 - Quizvraag

Slide 18 - Tekstslide