printversie

nevenschikkend


Ik ga naar de film ...
twee hoofdzinnen worden door het voegwoord verbonden
nevenschikkende voegwoorden
en
of
maar
want
dus
and
or
but
because
so
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

In deze les zitten 12 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 2 min

Onderdelen in deze les

nevenschikkend


Ik ga naar de film ...
twee hoofdzinnen worden door het voegwoord verbonden
nevenschikkende voegwoorden
en
of
maar
want
dus
and
or
but
because
so

Slide 1 - Tekstslide

nevenschikkend
en
of
maar
want
dus
onderschikkend
wanneer, als, terwijl, zodra, voordat, voor, nu, toen, nadat, zolang als, totdat, sinds, doordat, zodat, waardoor, omdat, opdat, indien, mits, tenzij, hoewel, ofschoon, ondanks dat, zoals, alsof, dat, …
blz. 263 - 265
een hoofdzin en een bijzin worden door het voegwoord verbonden
onderschikkende voegwoorden

Slide 2 - Tekstslide

conjuncties
Waarom ga je niet mee naar de bioscoop? 
Omdat ik die film al heb gezien. 

*Want ik heb die film al gezien.
Ik ga niet mee naar de bioscoop, want ik heb de film al gezien.
Een zin kan met omdat beginnen,
niet met want.
Het voegwoord 'want' kan alleen gebruikt worden om twee zinnen één zin te maken. 

Slide 3 - Tekstslide

nevenschikkend


Paula gaat met de bus naar school en Leo gaat met de trein naar school.
Paula gaat met de bus naar school en Leo met de trein.

We gaan deze zomer naar Frankrijk of we gaan deze zomer naar Engeland.
We gaan deze zomer naar Frankrijk of naar Engeland.

Ik heb deze film al gezien maar Carina heeft deze film nog niet gezien.
Ik heb deze film al gezien maar Carina nog niet.
en, of, maar
Herhaal de informatie uit de eerste zin niet in de tweede zin.

Slide 4 - Tekstslide

blz. 23 oefening 20
conjuncties en adverbia
conjuncties en bijzinnen
blz. 263 - 265
opdracht 36 en 37

oefen met deze opdrachten
antwoorden vind je achter in je boek

Slide 5 - Tekstslide

Hoofdzin - Ik zoek een boek
Bijzin - dat me helpt te ontspannen.
Relatief pronomen - dat
Ik zoek een boek dat me helpt te ontspannen.
De bijzin geeft extra informatie -> relatieve bijzin

Slide 6 - Tekstslide

Dit kan ook!
Ik heb een baan waar ik blij van wordt.
waar ... prepositie
hoofdzin onderbroken door relatieve bijzin
De baan waar ik blij van wordt, is in Groningen.

Slide 7 - Tekstslide

met, tot, uit, naar
Het doel waartoe deze actie dient...
mee wordt met
tot wordt toe
De vriendin met wie ik op vakantie ga...
uit wordt vandaan
De winkel waar het vandaan komt...
naar wordt naartoe
Het land waar jij naartoe gaat...
meegaam 
leiiden tot.
vanuit
Ik ga naar Ghana.

Slide 8 - Tekstslide

wat
Er is maar weinig wat hij niet kan.
verwijzen naar een vaag begrip
Ik heb alles wat mijn hartje begeert. 
Afwachten of het lukt is het enig wat we kunnen doen.
Vanaf morgen hebben we vakantie, wat we heel fijn vinden.
verwijzen naar een hele zin
De vakantie waarnaar we uitkijken, begint morgen. 

Slide 9 - Tekstslide

blz. 39 en 40
6 en 7
relatieve bijzin
relatief pronomen
blz. 271 - 2.4
42 en 43
oefen met deze opdrachten
antwoorden vind je achter in je boek

Slide 10 - Tekstslide

nevenschikkend


Volgorde
manier
plaats
tijd
vorig jaar
op de fiets
naar Frankrijk
Ik ben vorig jaar op de fiets naar Frankrijk gereisd.
De fiets waarop ik vorig jaar naar Frankrijk gereisd ben...
Vorig jaar ben ik  op de fiets naar Frankrijk gereisd.
Op de fiets ben ik naar Frankrijk gereisd. 
bijzin
hoofdzin
hoofdzin met inversie

Slide 11 - Tekstslide

nevenschikkend


Hoe
Waar?
Wanneer
als je hebt gegeten
op de fiets
in Frankrijk
subj - verb - rest
conjunctie - subj. - rest - verb(s)
element - verb - subj. - rest
bijzin
hoofdzin
hoofdzin met inversie
na de les
om 10:00 uur
met de auto
terwijl je werkt
zonder ervaring
gepassioneerd
met een nietmachine
thuis
op mijn werk
in de winkel
nergens
overal
morgen
in de vakantie
toen de zon begon te schijnen

Slide 12 - Tekstslide