Hoofdstuk 16 - Naar de bioscoop

1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

In deze les zitten 19 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

hoofdstuk 16 - naar de bioscoop
een kaartje kopen voor de film
informatie over films vragen
conjuncties
uitspraak ig - lijk

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

conjuncties
hoofdzin + hoofdzin
en
of
maar
want
dus

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

conjuncties
hoofdzin + bijzin
wanneer, als, terwijl, zodra, voordat, voor, nu, toen, nadat, zolang als, totdat, sinds, doordat, zodat, waardoor, omdat, opdat, indien, mits, tenzij, hoewel, ofschoon, ondanks dat, zoals, alsof, dat, of…
hoofdzin + hoofdzin
en
of
maar
want
dus
nevenschikkend
onderschikkend
subordinate
coordinating

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

conjuncties
hoofdzin + hoofdzin
en
of
maar
want
dus
en - opsomming
of - keuze
maar - tegenstelling
want - reden
dus - conclusie
Opdracht 2 en 3

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kom naast me zitten


Kom naast me zitten, want.....

Opdracht 5

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Codekraker
  1. De docent maakt teams.
  2. Eén cursist (de codekraker) gaat met zijn rug naar het bord zitten.
  3. De docent schrijft een woord op het bord.
  4. Teamgenoten noemen woorden die met het woord te maken hebben.
  5. Ze zeggen het woord niet!
  6. De codekraker probeert het woord te raden. (45 seconden)
  7. Na een paar woorden is een ander team aan de beurt.
  8. Welk team heeft de beste codekraker?
Voorbeeld: de docent schrijft het woord "banaan" op het bord
Teamgenoten zeggen: Het is fruit. Het is geel.  De codekraker raadt: een banaan!
Opdracht 7

Slide 8 - Tekstslide

kopieerblad 31 NIG
Opdracht 8
Stuur een appje naar een medecursist. Nodig hem uit om samen naar de film te gaan. Geef ook informatie over:
de film - de bioscoop - de dag - het tijdstip

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wie/wat | werkwoord | rest - conjunctie - wie/wat| werkwoord | rest
Ik ga niet mee naar de bioscoop, want ik heb die film al gezien. 
hoofdzin - conjunctie - hoofdzin

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

nevenschikkend


Paula gaat met de bus naar school en Leo gaat met de trein naar school.
Paula gaat met de bus naar school en Leo met de trein.

We gaan deze zomer naar Frankrijk of we gaan deze zomer naar Engeland.
We gaan deze zomer naar Frankrijk of naar Engeland.

Ik heb deze film al gezien maar Carina heeft deze film nog niet gezien.
Ik heb deze film al gezien maar Carina nog niet.
en, of, maar

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

nevenschikkend


Paula gaat met de bus naar school en Leo gaat met de trein naar school.
Paula gaat met de bus naar school en Leo met de trein.

We gaan deze zomer naar Frankrijk of we gaan deze zomer naar Engeland.
We gaan deze zomer naar Frankrijk of naar Engeland.

Ik heb deze film al gezien maar Carina heeft deze film nog niet gezien.
Ik heb deze film al gezien maar Carina nog niet.
en, of, maar

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

nevenschikkend


Ik ga zondag naar de film...
nevenschikkende voegwoorden
en
of
maar
want
dus
and
or
but
because
so

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vocalenroute

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Alles is liefde

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vul het tegenovergestelde in.

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies