2.2 verzuiling

2.2 Verzuiling 
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

2.2 Verzuiling 

Slide 1 - Tekstslide

Programma
  • Herhaling/terugblik
  • uitleg 2.2
  • zelfstandig werken  

Slide 2 - Tekstslide

Wat is Prinsjesdag?
A
Prinsen hebben vandaag feest
B
Koning treedt af
C
Koning blikt terug op afgelopen jaar
D
Kabinet maakt plannen voor komend jaar bekend

Slide 3 - Quizvraag

Op prinsjesdag wordt de nieuwe begroting gepresenteerd, voor hoelang geldt deze?
A
de begroting voor 1 jaar
B
de begroting voor 5 jaar
C
de begroting voor 10 jaar

Slide 4 - Quizvraag

Nadat de begroting bekend is gemaakt kan het parlement gebruikmaken van
A
recht van interpellatie
B
recht van amendement
C
recht van enquête
D
budgetrecht

Slide 5 - Quizvraag

Slide 6 - Video

Welke 4 zinnen passen het beste bij de grondwet van 1848?
Sleep die naar het groene vlak
De burgers kregen nu meer rechten
De burgers kregen vrijheid van meningsuiting
De koning verbood verdere onrust in Europa
De rechten van de koning worden uitgebreid
De rijke burgers mochten niet meer stemmen
Iedereen kreeg het recht op bezit
Voor de grondwet was iedereen voortaan gelijk

Slide 7 - Sleepvraag

Waarom gaf Willem II in 1848 Thorbecke de opdracht om een nieuwe grondwet te schrijven?
A
De grondwet van 1815 was in zijn ogen verouderd
B
De koning was bang dat er in Nederland een revolutie zou uitbreken
C
De koning wilde de burgers meer invloed in het bestuur geven
D
De liberalen hadden de meeste stemmen gekregen

Slide 8 - Quizvraag

Voorbeelden van de grondwet van 1848 zijn:
A
Censuskiesrecht, Ministeriele verantwoordelijkheid, parlement krijgt de macht.
B
Algemeen kiesrecht, Pensioenrecht en recht van initiatief.
C
Algemeen kiesrecht, Ministeriele verantwoordelijkheid, parlement krijgt de macht.
D
Censuskiesrecht, Ministeriele verantwoordelijkheid, koning behoudt de macht.

Slide 9 - Quizvraag

Censuskiesrecht betekent dat...
A
Je mag stemmen als je genoeg belasting betaalt
B
Iedereen mag stemmen
C
Je kiest wie er koning wordt
D
Als je van adel bent mag je stemmen

Slide 10 - Quizvraag

Wat wordt bedoeld met Klassieke Grondrechten?
A
Rechten die al vanaf de tijd van de Romeinen in de wet staan
B
Vrijheidsrechten die in de grondwet sinds 1848 zijn vastgelegd
C
Alle rechten die in de grondwet van 1848 stonden
D
Het recht op huisvesting , onderwijs en medische zorg

Slide 11 - Quizvraag

Een minister wordt door een kamerlid gedwongen tot een debat. Van welk recht maakt het kamerlid dan gebruik?

Slide 12 - Open vraag

Een kamerlid komt met een aanpassing op een wetsvoorstel van een minister. Van welk recht maakt dit kamerlid dan gebruik?

Slide 13 - Open vraag

Slide 14 - Tekstslide

Leerdoel
Na deze les:
  • ken je de stromingen Liberalisme, Socialisme en confessionalisme
  • weet je wat verzuiling is
  • kun je verklaren hoe de nieuwe grondwet heeft geleid tot de verzuiling

Slide 15 - Tekstslide

Verzuiling
Hoe is het ontstaan?
Wat is verzuiling?
Wat is de schoolstrijd?

Slide 16 - Tekstslide

Liberalisme
  • John Locke: recht op beschermen privébezit tegen overheid
  • Adam Smith: vrije markt reguleert zichzelf (vraag + aanbod, concurrentie)
  • Conclusie: overheid bemoeit zich niet met economie of privé leven
  • In de 19de eeuw zijn fabriekseigenaren én de regering liberaal
  • Gevolg: géén sociale wetten

Slide 17 - Tekstslide

Socialisme
  • Industriële samenleving: slechte woon- + werkomstandigheden arbeiders
  • Karl Marx: arbeiders zullen in opstand komen en kapitaal gelijk verspreiden
  • Sociale kwestie: groeiend besef dat de overheid de arbeiders moet helpen
  • Communisme: gelijkheid door geweld
  • Sociaal-democratie: gelijkheid via parlement

Slide 18 - Tekstslide

Confessionalisme
Politieke stroming waarbij men uitgaat van het geloof:
Katholicisme
Protestantisme


Slide 19 - Tekstslide

Emancipatie



Dankzij de grondwet van 1848 konden de katholieken ervoor zorgen dat hun ondergeschikte positie verdween.
O.a Nederland kreeg 5 bisdommen

Hierop reageerden de orthodoxe protestanten olv Abraham Kuyper: soevereiniteit in eigen kring (angst voor vrijzinnigheid van NL) 

Slide 20 - Tekstslide

Abraham Kuyper
  • protestant 
  • soevereiniteit in eigen kring
  • De Standaard
  • De ARP
  • Vrije Universiteit

Slide 21 - Tekstslide

Verzuiling
Opdelen van de samenleving in groepen op basis van geloof of politieke overtuiging

Slide 22 - Tekstslide

Schoolstrijd
  • Alleen openbare scholen krijgen subsidie van de overheid
  • Bijzondere (=godsdienstig) scholen krijgen géén geld van de overheid

  • Schoolstrijd: confessionelen (protestanten en katholieken) willen gelijke behandeling (emancipatie)

  • Belangrijkste politieke vraagstukken: schoolstrijd en algemeen kiesrecht

Slide 23 - Tekstslide

De arbeiders
Als gevolg van de industrialisatie leefden en werkten de arbeiders onder slechte omstandigheden.
Zij probeerden ook op te komen voor hun belangen: en zij richten tal van verenigingen op.

Slide 24 - Tekstslide

Domela Nieuwenhuis
Eerste gekozen socialist in de Tweede Kamer (1888), hij werd niet serieus genomen en werd een anarchist

Slide 25 - Tekstslide

 Pieter Jelles Troelstra
Richt een nieuwe socialistische partij op: De SDAP

Slide 26 - Tekstslide


Politieke tegenstellingen

  • De socialisten willen algemeen kiesrecht, de liberalen en de confessionelen niet
  • De confessionelen willen geld voor bijzonderde scholen, de liberalen en de socialisten niet
  • De confessionelen en socialisten besluiten op elkaars voorstellen te gaan stemmen, waardoor er toch een meerderheid ontstaat.
  • Hierdoor worden de liberalen buiten spel gezet

Slide 27 - Tekstslide

Volgende week:
- oefenen met toetsvragen
- blooket 

Slide 28 - Tekstslide