Les 20 de Conjuntuurbeweging

Economie
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Economie

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen vandaag
  • Herhaling vorige les
  • Behandelen theorie hoofdstuk 1 conjunctuur
  • Wisselkoersen behandelen
  • Zelf aan de slag

Slide 2 - Tekstslide

Herhaling vorige les
  • Wat is het verschil tussen enge en brede welvaart?
  • Hoe wordt het HDI berekend?
  • Hoe bereken je gemiddeld belastingtarief?
  • Wat is marginaal belastingtarief?

Slide 3 - Tekstslide

Opdrachten
Gezamenlijk Hoofdstuk 5 opgave 3

Slide 4 - Tekstslide

Theorie hoofdstuk 1
"Het kan vriezen, het kan dooien..."



Wat voor een economische tijd leven we nu?

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Conjunctuurbewegingen:
De conjunctuur geeft de reële economische groei aan. (dus gecorrigeerd voor inflatie)
hoogconjunctuur: economische groei groter dan de trendlijn.
laagconjunctuur: economische groei lager dan de trendlijn.

Hoe kunnen we ook alweer zien of een economie groeit of krimpt?

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Procyclisch en anticyclisch
Factoren die meegaan me de economie zijn procyclisch: consumptie van gezinnen, winst van bedrijven, productie, enzovoort.

Factoren die de tegengestelde trend volgen zijn anticyclisch: werkloosheid, aantal faillissementen enzovoort.

Slide 9 - Tekstslide

Bedenk een voorbeeld waaraan je conjunctuur kunt voorspellen

Slide 10 - Open vraag

Conjunctuurindicatoren
https://www.cbs.nl/nl-nl/visualisaties/conjunctuurdashboard

Slide 11 - Tekstslide

Laagconjunctuur
  • Winsten lopen terug
  • lonen gaan omlaag
  • meer faillissementen
  •  meer (onvrijwillige) werkloosheid
  • minder overheidsinkomsten
  • hogere overheidsuitgaven

Slide 12 - Tekstslide

Overheidsuitgaven door laagconjunctuur
Waardevaste uitkeringen:
Uitkeringen die meestijgen met de inflatie

Welvaartsvaste uitkeringen:
Uitkeringen die meestijgen met de gemiddelde lonen.

Welke is het meest logisch?

Slide 13 - Tekstslide

Conjunctuur en internationale handel
De economieën van landen zijn met elkaar verweven.
  • Gaat het met Duitsland goed? Dan gaat het (vaak) ook met Nederland goed.


Maar wat is nog een veel herkenbaarder onderdeel van internationale handel?

Slide 14 - Tekstslide

Wisselkoersen
Wat is het, waarom is het er en hoe komt de prijs ervan tot stand?

- De prijs van de ene valuta in de andere valuta.
- Omdat de ene valuta een hogere waarde heeft dan de andere
- Vraag en aanbod.

Slide 15 - Tekstslide

Wanneer is dollar meer waard ten opzichte van de euro?
A
1,15 $/€
B
1,10 $/€

Slide 16 - Quizvraag

Stijgen of dalen?
  • Appreciatie van (bijvoorbeeld) de euro ten opzichte van de dollar, betekent dat de euro een hogere waarde krijgt (ten opzichte van de dollar)
  • Depreciatie van (bijvoorbeeld) de euro ten opzichte van de dollar, betekent dat de euro een lagere waarde krijgt (ten opzichte van de dollar) 

Slide 17 - Tekstslide

Waarom apprecieert of deprecieert een munt?
Vraag en aanbod bepaalt de prijs. Stijgt de vraag naar een munt, dan apprecieert de munt. Dit kan bijvoorbeeld doordat:
  • Een land meer gaat exporteren
  • De rente in dat land stijgt
  • Een land meer waarde creëert

Slide 18 - Tekstslide

Vaste en variabele wisselkoersen
  • Variabele (zwevende) wisselkoers: de markt bepaalt of een munt apprecieert of deprecieert
  • Vaste wisselkoers: De koers wordt kunstmatig vastgehouden, waardoor je bijvoorbeeld altijd 7,44 Deense kronen moet betalen voor 1 euro.

Slide 19 - Tekstslide

Zegt een koers an sich veel?
Nee, alleen een koersverandering zegt veel. Het feit dat een Engelse Pond 9 keer zoveel waard is als een Deense Kroon, zegt niks over de stand van hun economieën. Als de Pond 10% apprecieert ten opzichte van de Kroon, zegt dat wel wat.

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Welke munt is het meest waard?

Slide 22 - Tekstslide

Wisselkoers en betalingsbalans
  • Transacties van het ene valutagebied naar het andere valutagebied hebben effect op de betalingsbalans
  • Heb je een positief saldo op die betalingsbalans? dan apprecieert jouw munt ten opzichte van andere munten: De vraag naar jouw munt is hoger dan het aanbod van jouw munt: er ontstaat een nieuw evenwicht

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Zelf aan de slag

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide