Brugklas voorzetsel

Voorzetsel
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare school

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Voorzetsel

Slide 1 - Tekstslide

Een voorzetsel geeft vaak plaats, tijd of reden/oorzaak aan

Slide 2 - Tekstslide

Plaats
- In de keuken
- Naast je bril
- Onder de krant
- Naar buiten

Slide 3 - Tekstslide

Plaats

Slide 4 - Tekstslide

Plaats

Slide 5 - Tekstslide

Plaats

Slide 6 - Tekstslide

Tijd
- De avondklok geldt sinds vorige week.
- Tijdens de uitleg moest ik super nodig naar het toilet.

Slide 7 - Tekstslide

Tijd

Slide 8 - Tekstslide

Reden/oorzaak
- Door de sneeuw vielen er veel treinen uit.

Slide 9 - Tekstslide

Voorzetsel als deel van een vaste combinatie

- Door middel van
- Met betrekking tot

Slide 10 - Tekstslide

Let op!
- Delen van scheidbare werkwoorden noem je geen voorzetsel!

'Ik nodig mijn oma uit op mijn verjaardag.'
Uit hoort bij het werkwoord 'uitnodigen' en is dus geen voorzetsel.
'De vogel vliegt uit de kooi.'
Uit is hier wel een voorzetsel.

Slide 11 - Tekstslide

Voorzetsel herkennen
- Een voorzetsel staat meestal ( niet altijd) voor een lidwoord of een voornaamwoord.
'De brief ligt op de tafel.'
'Voor hij naar school gaat, eet hij een broodje.'
- Een lidwoord kan ook achter een zelfstandig naamwoord staan. Dan geeft het vaak richting aan.
'Ik loop het strand op.'

Slide 12 - Tekstslide

Noem een voorzetsel dat plaats aan kan geven.

Slide 13 - Woordweb

Noem een voorzetsel dat tijd aan kan geven.

Slide 14 - Woordweb

Klik op het voorzetsel dat een reden/oorzaak aangeeft.
A
Naar
B
Van
C
Door
D
Na

Slide 15 - Quizvraag

Een deel van een scheidbaar werkwoord noem je ook een voorzetsel.
(Bijvoorbeeld uitnodigen)
A
Waar
B
Niet waar

Slide 16 - Quizvraag

Ik kan nu een voorzetsel herkennen
A
Waar
B
Niet waar

Slide 17 - Quizvraag

Startopdracht

Slide 18 - Tekstslide

Huiswerk
Bladzijde 150
Opdracht 1 tot en met 3

Slide 19 - Tekstslide